Farao Amenhotep II was de zevende vorst van de 18de dynastie volgens de Koningslijst. Hij was een sportieve jongeman. Er bestaat van hem een afbeelding waar hij boogschietinstructies krijgt. Op latere leeftijd pochte hij dat hij zijn pijl door een koperen plaat van 7,5 cm kon schieten.
Een reliëf uit het Luxor museum toont Amenhotep II die meerdere pijlen door een koperen doelwit schiet. Hij had een passie voor het jagen op leeuwen. Hij achtervolgde ze niet met een strijdwagen, maar te voet. Ook beweerde hij dat hij tweehonderd man met roeien kon verslaan en al roeiend de hoogst mogelijke snelheid kon bereiken.
Op 16-jarige leeftijd werd Amenhotep II co-regent van zijn vader Thoetmoses III. Na twee jaar co-regentschap overleed zijn vader. Direct aan het begin van zijn alleenheerschappij moest hij ten strijde trekken. Een aantal Syrische steden kwam in opstand. Tijdens zijn eerste militaire campagne versloeg hij de opstandelingen. Bij de Syrische stad Tichsji werden zeven Syrische prinsen gevangen genomen. Zij werden meegenomen naar Egypte en in de tempel van Karnak door de koning persoonlijk onthoofd. De lichamen van zes prinsen werden op de muren van Thebe tentoongesteld. Het lichaam van de zevende prins werd als waarschuwing voor de Nubische leiders aan de muur van de Nubische hoofdstad Napata gehangen. De waarschuwing hielp; tijdens zijn 26-jarige regeerperiode kwam Nubië niet in opstand.
Amenhotep II voltooide een aantal bouwprojecten die zijn vader begonnen was. De nadruk van deze projecten lag in Karnak. Hier was Thoetmoses III begonnen met het laten decoreren van de zevende en achtste pyloon. Amenhotep II liet dit afmaken. Op de achtste pyloon liet de koning zich op reusachtige schaal afbeelden terwijl hij de Aziaten neersloeg. Direct voor de achtste pyloon bouwde hij zijn grootste bouwwerk: een grote portico met op de zuilen afbeeldingen van de koning en de goden.
Op de westelijke oever van de Nijl bouwde hij zijn dodentempel. Van het bouwwerk is op een aantal losse stenen en de fundering na niets meer teruggevonden. Ook in de Delta heeft Amenhotep II waarschijnlijk gebouwd, maar hiervan zijn geen overblijfselen teruggevonden. Zijn graf in het Dal der Koningen (KV 35) werd net als het graf van zijn vader voorzien van het Amdoeat. Het graf zou door de priesters uit de 21ste dynastie worden gebruikt als koninklijke cachette. Er werden hier naast Amenhotep II negen andere koninklijke mummies herbegraven.
Wie de grote koninklijke echtgenote van Amenhotep II was, is niet bekend. Zijn tweede vrouw Tiaa heeft nooit deze titel gedragen. Op een fragment uit de dodentempel van de koning is haar naam over die van een andere vrouw heengeschreven. Meer dan het woorddeel Sat uit haar naam valt niet te onderscheiden. De namen van verschillende zonen van Amenhotep II zijn bekend. Nedjem en Webensenoe zijn prinsen die waarschijnlijk vroegtijdig zijn overleden.
Op een aantal stèles uit Gizeh is de naam van een prins Amenhotep uitgewist. Dit in combinatie met de tekst van de droomstèle van zijn opvolger Thoetmoses IV doet vermoeden dat er een strijd over de opvolging van Amenhotep II is geweest.
PvG
Zie ook de koningskaart voor meer informatie over deze farao.
Bronnen:
– Imperial lives vol. 1 – Forbes
– The Complete Royal Families of Ancient Egypt – A. Dodson en D. Hilton
– Chronicle of the Pharaohs – P.A. Clayton