Cachette DB 320 – historie

De locatie van DB 320.
De locatie van graf DB 320.

De cachette DB 320 is bekend vanwege de vele mummies die erin zijn aangetroffen. Een groot aantal daarvan betreft de mummies van de farao’s uit het Nieuwe Rijk, zoals Ahmose I, Thoetmoses I, II en III en Ramses I, II en III.

De letters DB staan voor Deir el-Bahri, de aanduiding voor het keteldal op de Thebaanse westoever te Loeksor met de tempel van koningin Hatsjepsoet uit de 18de dynastie als meest in het oogspringende bouwwerk.

Na de regering van Ramses III raakte Egypte in de loop van de 20ste dynastie in verval. De doorgaans kort regerende farao’s waren niet langer in staat om de stabiliteit in het gehele land te waarborgen. Dat had diverse redenen: het verlies aan grondgebied in het buitenland, toenemende corruptie en een geleidelijke verschuiving van de macht richting de hogepriesters van Amon die zich steeds meer economische bezittingen toe-eigenden.

De laatste vorst van de 20ste dynastie, Ramses XI, werd geconfronteerd met een chaotische situatie in Thebe. De onderkoning van Nubië, Pahnesi, probeerde de macht van de Amonpriesters in Thebe in te dammen. Gedurende enkele jaren controleerde de onderkoning het zuiden van Egypte, inclusief de Thebaanse regio. Dit was tot ergernis van Ramses XI, die waarschijnlijk al wel zijn toevlucht had gezocht in de Delta. In zijn 19de regeringsjaar stuurde hij zijn generaal Herihor naar het zuiden om de orde te herstellen.

Ramses XI noemde zijn hernieuwde machtsgreep een Wehem-mesoet, wat ‘Herhaling van geboortes’ betekent. Herihor wist Pahnesi terug te dringen tot in Nubië en werd daarvoor beloond met het ambt van hogepriester van Amon in Thebe. Later kreeg hij ook de titel van vizier toebedeeld. Herihor werd daarmee de belangrijkste raadsman van Ramses XI en zijn plaatsvervanger in het zuiden.

Na de dood van Ramses XI zou Herihor zich zelfs op de zuilen van de tempel van Chonsoe laten afbeelden als een farao, compleet met cartouches. Daarmee werd hij de eerste farao van de Thebaanse tak van de 21ste dynastie. Nog tijdens zijn hogepriesterschap werd Herihor als generaal opgevolgd door Pianchy. Pianchy was gehuwd met Nodjemet en samen kregen ze een aantal kinderen, waaronder Pinodjem I. Deze laatste zou zich als de nieuwe hogepriester van Amon vanaf het begin van de 21ste dynastie, tijdens de regering van Herihor, gaan toeleggen op het veiligstellen van de koningsmummies uit het Nieuwe Rijk.

De ingang van DB 320 is een diepe schacht.
De ingang van DB 320 is een diepe schacht.

Het roven van graftombes was van alle tijden maar nam, laat in de 20ste dynastie, sterk toe. De tombes die geroofd werden, bevonden zich op de hele Thebaanse westoever.

De meeste plunderingen vonden echter plaats in Dra Aboe el-Naga, het Dal der Koninginnen en zelfs in het Dal der Koningen. Ramses XI was in het noorden opgevolgd door Nesibanebdjedet I. Omdat deze zich niet bekommerde om het zuiden, liet Herihor als de nieuwe koning van het zuiden zijn hogepriester Pinodjem I een project starten om de mummies van de vroegere farao’s veilig te stellen.

Hij begon met het verbergen van de mummies van Ramses I en II in de ongebruikte schacht in KV 17, het graf van Sethy I. Ook de graven van Horemheb (KV 57) en Amenhotep II (KV 35) gebruikte hij als geheime bergplaatsen. In de laatste verborg hij zeker tien koningsmummies. Die bergplaatsen raakten echter vol en daarom verplaatste hij de mummie van Ramses III naar een goed verborgen rotsgraf, oorspronkelijk aangelegd voor koningin Inhapi, een koningin uit het einde van de 17de dynastie. Deze graftombe wordt tegenwoordig aangeduid als DB 320.

Pinodjem I plaatste de mummie van Ramses III bij de mummie van koningin Ahmes-Nefertari in haar houten mummiekist. De exacte datum van die plaatsing is bekend: het 13de regeringsjaar van Nesibanebdjedet I, in de 2de maand van het sjemoe-seizoen op dag 27. De mummie van Ramses III is daarmee waarschijnlijk de eerste mummie die buiten het Dal der Koningen in een cachette werd verborgen.

Het opschrift op de mummiewindsels van Ramses III vermeldt dat Pinodjem I, samen met de schrijver en vertrouweling Boetehamon, besloot om Ramses III niet in KV 35 te verbergen maar in DB 320. De houten binnenkist van Ramses III is inderdaad gevonden in KV 35. Deze is vermoedelijk gebruikt om de mummie van Amenhotep III vanuit het als mummieatelier gebruikte graf KV 4 naar KV 35 over te brengen.

Detail van de houten mummiekist waarin Ramses II werd aangetroffen in DB 320.
Detail van de houten
mummiekist waarin Ramses II
werd aangetroffen in DB 320.

Na de dood van Pinodjem I zette zijn oudste zoon Masaharta het project voort. Hij verborg onder andere de mummies van Amenhotep I en Thoetmoses II in DB 320. Na de dood van Masaharta nam zijn broer Mencheperra het stokje over. Allen gebruikten het onvoltooide graf KV 4 van Ramses XI als atelier voor het herstellen en prepareren van de koningsmummies.

Mencheperra zette zijn vader Pinodjem I ook na diens dood bij in DB 320. Hij verborg er ook de mummies van bijna al zijn familieleden. Daarmee werd het koningsgraf DB 320 ook een familiegraf van de hogepriesters van Amon. Maar van hemzelf, zijn vrouw Asetmachbit, zijn zoon Nesibanebdjedet II en zijn grafinventaris ontbreekt vrijwel ieder spoor. Het is mogelijk dat hun graven nog moeten worden ontdekt.

Het geheime project van het veiligstellen van de koningsmummies ging door tot en met de regering van Siamon, de 6de farao van de Tanitische tak van de 21ste dynastie. In zijn 10de regeringsjaar werd ook de zoon van Mencheperra, Pinodjem II, door diens zoon Pasebachanioet II bijgezet in DB 320. Op diezelfde dag werden ook Ramses I, II en Sethy I vanuit KV 17 opnieuw verplaatst en in DB 320 bijgezet.

Dankzij het werk van Pinodjem I en zijn nazaten, zijn de belangrijke farao’s van het Nieuwe Rijk veilig verborgen gebleven in het verzamelgraf DB 320. Het duurde zo’n 2850 jaar voordat DB 320 in 1881 werd ontdekt door de beruchte grafroversfamilie Abd el-Rasoel.

RdJ

Lees ook: Cachette DB320 – beschrijving.

Bronnen:
– The complete royal families of ancient Egypt – A. Dodson
– Chronicle of the pharaos – P.A. Clayton
– The Oxford history of ancient Egypt – I. Shaw
– A history of ancient Egypt – M. van de Mieroop
– De Verborgen Tombe – H. Pragt
– The royal cache revisited – D. Bickerstaffe