De godin Neith is één van de oudst bekende godinnen van het oude Egypte. Van de late Predynastische Periode tot in de eerste Dynastische Periode was zij een belangrijke godin. Vanaf het Middenrijk tot in het begin van het Nieuwe Rijk neemt haar status echter af. In de 19de dynastie herkrijgt Neith haar belangrijke status.
Verscheidene teksten uit deze tijd vermelden dat de godin buitengewone krachten bezit. Het is dan ook de godin Neith die aanwezig is in de kroningsscène van Ramses II in de grote hypostyle hal van de Amontempel te Karnak.
In de 26ste dynastie is haar verering op een hoogtepunt gekomen. Het oude Egypte wordt in die periode bestuurd vanuit de stad Saïs. Deze plaats in de delta geldt dan als het centrum van de cultus van de godin. Helaas is er zeer weinig bewaard gebleven van haar tempel in Saïs, het huidige Sa el-Hagar. In de Predynastische Periode had de godin als symbool twee bogen vastgebonden aan een paal. In de Vroegdynastische Periode verscheen zij met twee bogen op haar hoofd. Neith was één van de eerste godinnen die in een menselijke gedaante in afbeeldingen te zien was.
Vanaf de 5de dynastie is de godin voor het eerst in de tempel van farao Oeserkaf te zien met de Rode kroon van Neder-Egypte op haar hoofd. Zij was de belangrijkste godin in deze regio. Zij werd hierdoor als de personificatie van het noorden beschouwd.
In haar verschijning als godin van de krijgers heeft zij een boog met pijlen in haar handen. De godin Neith is ook regelmatig met alleen de was-scepter (teken van macht) en het anch-teken (symbool van het leven) in haar handen te zien. In later tijd, in haar beschermende rol, kan de godin verschijnen als een cobra, bijvoorbeeld in het Dodenboek (BD 185).
Gezien haar symbolen is het niet verwonderlijk dat de godin geassocieerd werd met oorlogsvoering, wapens of de jacht. Echter, in het Oude Rijk werd Neith ook gezien als een moedergodin. Als moeder van Sobek, de krokodillengod, werd zij de ‘zuster van de krokodillen’ genoemd. In het Nieuwe Rijk is Neith samen met de godin Selket aanwezig in de geboortescènes van de tempels van Loeksor en Hatsjepsoet.
In haar rol als scheppergodin werd Neith gelijkgesteld aan de oerwateren van de chaos. Deze oerwateren noemden de oude Egyptenaren Noen. Als beschermgodin beschermde zij samen met de godinnen Isis, Nephtys en Selket de overledenen. Neith was in deze context ook de beschermster van één van de vier Horuszonen, Doeamoetef. Hij was de beschermer van de kanopenkruik waarin de maag van de overledene bewaard werd. De godin werd ook geassocieerd met de linnen mummiewindels, omdat zij het weven zou hebben uitgevonden. De verschillende functies van Neith waren complex en zouden steeds uitgebreider worden. De gehele faraonische tijd hield haar verering dan ook stand.
RR
Bronnen:
– The complete Gods and Goddesses of Ancient Egypt – R. Wilkinson
– De Geheimen van het oude Egypte – L. Oakes en L. Gahlin