De god Amon wordt meestal afgebeeld als een mens. Hij draagt daarbij zijn eigen specifieke kroon die bestaat uit een twee gestileerde struisvogelveren. Soms wordt hij afgebeeld met een ramskop. De ram en de gans waren de heilige dieren van Amon.
De god Amon is het meest bekend van het grote tempelcomplex in Karnak, het huidige Loeksor. Deze tempel van Karnak werd door de oude Egyptenaren ‘ipet-soet’ genoemd, wat ‘Meest heilige der plaatsen’ betekent.
De tempel van Loeksor werd ‘ipet-resyt’ genoemd, wat ‘zuidelijke meest heilige plaats’ betekent. Dit wordt ook wel vertaald met ‘zuidelijke harem’. Hiermee wordt gedoeld op de functie van de tempel als tijdelijke verblijfplaats voor het godenpaar Amon en Moet.
In de tempel vond hun ‘heilige huwelijk’ plaats tijdens het jaarlijkse Opet-festival. De tempels van Karnak en Loeksor waren met elkaar verbonden door middel van een sfinxenallee.
Amon wordt voor het eerst genoemd in de piramideteksten uit de 5de dynastie, samen met zijn vrouwelijke tegenhanger en gemalin Amonet. Hij is dan een lokale godheid van de stad Thebe. Deze stad heeft op dat moment nog maar weinig te betekenen. Hermonthis, het huidige Armant, is op dat moment de hoofdstad van de 4de Opper-Egyptische gouw Waset, waar Thebe in is gelegen.
De oorlogsgod Monthoe is dan de belangrijkste god in de wijde regio. Vanaf de 11de dynastie groeit de populariteit van Amon. Dit gaat ten koste van die van Monthoe. Amon werd aanbeden als scheppergod met als naam ‘Amon Kematef’, wat betekent: ‘Amon die zijn moment heeft voltooid’. In die vorm was hij een slang, die zichzelf voortdurend vernieuwde. Daarmee ging hij de andere acht oergoden van de Ogdoade van Hermopolis voor.
Vier koningen van de 12de dynastie vernoemen zich naar Amon: Amenemhat, wat ‘Amon staat vooraan’ betekent. De Thebaanse koningen van het Middenrijk, en later die van het Nieuwe Rijk, bezorgen de tempels vele rijkdommen en verheffen Amon tot rijksgod. Vanaf dat moment gaat Amon ook een verbintenis aan met de Heliopolitaanse zonnegod Ra en wordt daarmee Amon-Ra.
In het Dodenboek wordt Amon ‘oudste van de goden van de oostelijke hemel’ genoemd. Hij heeft deze eigenschappen overgenomen van Ra-Atoem toen hij hiermee samensmolt tot Amon-Ra. Amon is daarnaast de god van het verborgene. Hij heeft daarom bijnamen als ‘mysterieus van vorm’. In een hymne aan Amon op een stèle in het British Museum staat dat Amon opkomt als Ra-Horachte. De verborgen god wordt dan één met de zichtbare zonnegod.
Vanaf de 12de dynastie is Amon ook een ithyphallische vruchtbaarheidsgod, een aspect dat is overgenomen van de zonnegod Ra-Atoem. Dit betekent dat Amon wordt voorgesteld als naakte man die met zijn rechterhand zijn stijve penis omklemt. De toevoeging voor deze verschijningsvorm van Amon luidt ‘Kamoetef’, wat ‘Stier van zijn Moeder’ betekent.
Deze benaming suggereert dat Amon zichzelf heeft verwekt bij zijn moeder. Daarnaast verwijst het ook naar de seksuele energie van een stier, die voor de oude Egyptenaren bij uitstek het symbool was voor kracht en vruchtbaarheid. In deze hoedanigheid wordt Amon vaak samengetrokken met de vruchtbaarheidsgod Min tot Amon-Min.
Amon stond in nauwe relatie tot twee andere lokale Thebaanse goden: de godin Moet, die de rol van Amonet overnam, en de maangod Chonsoe, hun zoon. Deze drie goden werden als een triade aanbeden in het grote tempel van Karnak. Het hoofdheiligdom behoort toe aan Amon. Binnen de omheiningsmuren van het tempelcomplex is ook de kleine tempel van Chonsoe gelegen. Nog geen kilometer verderop, verbonden door een allee met ramskoppige sfinxen, staat het tempelcomplex van Moet.
De Karnaktempel van de 18de dynastie staat volgens het Egyptische geloof op de plek waar Amon de wereld heeft geschapen door het te bedenken in zijn gedachten.Wanneer Amon het gebied van Monthoe overneemt, neemt hij ook enkele eigenschappen van deze Thebaanse god over. Hij krijgt daarmee het karakter van een oorlogsgod. De Thebaanse heersers van de 13de dynastie, die de Hyksos uit Egypte verdreven, geven hem dit karakter.
Amon wordt als hoofdgod ook de ‘Koning der Goden’ genoemd. Deze titel krijgt hij voor het eerst in de witte barkkapel van Senwosret I te Karnak. Tegen de tijd dat de Ptolemaeën in Egypte aan de macht waren, zagen zij Amon als het equivalent van hun Griekse oppergod Zeus. Zij noemen hem dan Amonrasonther. Dit is afgeleid van de Egyptische uitdrukking ‘Amon-Ra nesoe netjeroe’, wat ‘Amon-Ra, Koning der Goden’ betekent. In deze vorm wordt hij dan ook vaak afgebeeld zittend op een koningstroon om daarmee zijn status duidelijk te maken.
Tot slot is Amon één van de weinige goden die een universeel karakter heeft. Hij wordt niet met één specifiek aspect geassocieerd (zoals de hemel, de aarde of de maan) maar met alles wat bestaat. Hij heeft het gecreëerd, dus hij bestaat in alle dingen.
MvK
Bronnen:
– The complete Gods and Goddesses of Ancient Egypt – R.H. Wilkinson
– Egyptian Mythology – P. Hamlyn
– The Dictionary of Ancient Egypt – I. Shaw & P. Nicholson
– Egyptian Mythology – A.G. de Beler