De oude Egyptenaren noemden faience tjehenet en vanaf het Nieuwe Rijk ook chesebedj, een woord dat tevens voor lapis lazuli werd gebruikt. Het is gerelateerd aan woorden voor ‘glimmend’ of ‘oogverblindend’, waarmee duidelijk wordt gemaakt hoe de Egyptenaren tegen faience aankeken.
De huidige term faience stamt uit de 15de eeuw, de tijd waarin de Italiaanse pottenbakkers uit Faenza beroemd waren om hun geglazuurde aardewerk.
Predynastische periode
In deze tijd werd veel geëxperimenteerd. Er was in de Predynastische periode nog geen gestandaardiseerde manier om Egyptische faience te maken. Daarnaast waren er veel verschillen in kwaliteit en compositie. Er werden vooral kleine dingen gemaakt zoals kralen, amuletten, kleine beeldjes en klein vaatwerk.
Oude Rijk & Eerste Tussenperiode
In het Oude Rijk wordt faience van een redelijk goede kwaliteit geproduceerd, met uitzondering van de bijzonder fraaie tegels voor de piramide van Djoser. Maar de tegels in de piramide van Neferefra in Aboesir zijn wellicht nog mooier; sommige zijn zelfs voorzien van bladgoud. Een aantal tegels is gemaakt volgens de techniek wat later de standaard zou worden: een grove pasta als basisvorm, daaromheen een witte fijne laag en daaroverheen dan het glazuur.
In Abydos, bij de tempel van Chenty-imentioe, is een faiencewerkplaats uit het Oude Rijk gevonden. Dit kan duiden op een link met de tempel.
Middenrijk & Tweede Tussenperiode
De ontwikkeling van het ambacht neemt in deze periode een vlucht. Bekende faiencefiguren uit het Middenrijk zijn egeltjes en nijlpaarden. Het vaatwerk heeft vaak dikkere wanden, maar is daarmee niet van mindere kwaliteit. Door de ontwikkeling van speciale technieken werden zeer heldere en mooie glazuureffecten verkregen.
Ook vond er een ontwikkeling in decoratie plaats: zoals twee kleuren pasta door elkaar, waardoor een gemarmerd effect ontstond. Faience werd ook vaak ingekerfd of als inlegwerk toegepast.
In El-Lisjt is een werkplaats gevonden uit deze periode waar mogelijk ook faience werd geproduceerd voor de koninklijke familie.
Nieuwe Rijk
Tijdens het Nieuwe Rijk bereikte de faienceproductie haar hoogtepunt. Faience raakte wijdverspreid, het had veel variatie en er werden meesterwerken gemaakt. Faience werd steeds veelkleuriger en het werd zelfs verspreid naar het buitenland.
Een nieuw soort mal zorgde ervoor dat er op grote schaal ringen, amuletten en kralen konden worden gemaakt. Vanaf de regering van Thoetmoses III komt glasproductie op gang. Glas werd toegevoegd aan de faiencepasta om het harder en sterker te maken. Daarmee werd faience beter geschikt voor het maken van scarabeeën. Iets waar Amenhotep III dankbaar gebruik van maakte voor zijn herdenkingsscarabeeën.
In het paleis van Amenhotep III te Malkata zijn bewijzen gevonden voor de productie van faience en glas.
In Amarna is mogelijk een werkplaats voor faience, glas en pigmenten gevonden, ten zuiden van de huidige watertoren. Ook in de plaats Qantir in de Nijldelta zijn bewijzen gevonden voor een mogelijke faience-/glaswerkplaats uit het Nieuwe Rijk. Er is veel productieafval gevonden, maar er zijn geen ovens aangetroffen.
Derde Tussenperiode tot Romeinse Tijd
In deze tijd werd in het hele Mediterrane gebied faience geproduceerd en het is moeilijk om het Egyptische faience van de rest te onderscheiden. De kwantiteit lijkt het te winnen van de kwaliteit. Kobalt en antimoon als kleurstof raakten buiten gebruik en glasproductie werd geminimaliseerd en was van mindere kwaliteit. Er werden veel sjabti’s gemaakt, vaak met bruine vlekken. Die werden bewust aangebracht als decoratie en ter afwisseling van de blauwe kleur.
In de 25ste en 26ste dynastie werd het ambacht nieuw leven in geblazen. Een appelgroene kleur doet zijn intrede en er komt een voorkeur voor mat faience. Antimoon komt weer terug en zwart glazuur doet zijn intrede onder invloed van de Grieken. In Neder-Egypte werd het gemaakt door de oventemperaturen lager te houden en in Opper-Egypte door het gebruik van mangaan.
In Naukratis is een werkplaats met een scarabeefabriek gelocaliseerd uit deze periode. In Memfis zijn zes grote ovens gevonden, met veel productieafval en vele misbaksels. In Boeto zijn twee ovens aangetroffen, waarvan er eentje voor faienceproductie werd gebruikt. In Athribis is een faience werkplaats teruggevonden uit de Ptolemaeïsche en Romeinse Tijd.
Bij de teruggevonden werkplaatsen is soms moeilijk te zeggen of het voor glas- of faienceproductie werd gebruikt. In ons moderne denken willen we daar graag onderscheid in maken, maar voor de oude Egyptenaren was dat onderscheid niet zo afgebakend. Glas en faience werd door elkaar gebruikt, in dezelfde werkplaatsen. Mogelijk werden zelfs faience en glas door dezelfde ambachtslieden gemaakt.
MvK
Lees ook: Egyptische faience – Materialen en technieken
Bronnen:
– Ancient Egyptian materials and technology – P.T. Nicholson & I. Shaw
– Faience workshop in Ptolemaic Athribis in the Nile Delta – F. Welc