Het Mooie Dalfeest, Heb nefer en inet, was een jaarlijks terugkerend festival. Het vond plaats bij nieuwe maan in de tweede maand van het sjemoe-seizoen, de droogtetijd. Dat komt ongeveer overeen met onze maand mei. Waarschijnlijk is Amenemhat I de farao die dit festival is begonnen. Tijdens het feest bracht Amon een bezoek aan Deir el-Bahri, in die tijd aan de dodentempel van Monthoehotep II. Later aan de dodentempel van Hatsjepsoet: Djeser-Djeseroe.
Het was een feest van vernieuwing en wedergeboorte. Alhoewel het zijn oorsprong heeft in het Middenrijk, werd het pas echt belangrijk in het Nieuwe Rijk. Amon ging in een barkprocessie vanuit de tempel van Karnak naar de Thebaanse westoever, aan de overkant van de Nijl. Tijdens de regering van Hatsjepsoet stond de bark van Amon gestationeerd in de Rode Kapel.
Bij aanvang van het festival haalde de koningin het cultusbeeld van Amon op vanuit de godenschrijn in het sanctuarium, het meest heilige deel achterin de tempel. De processie verzamelde zich vervolgens in de grote hypostyle hal van de tempel. De bark stond daar tijdelijk opgesteld op een bootonderstel in de centrale colonnade, wat een entiteit op zich was binnen de tempel. De godenbark werd daarna op de schouders van de priesters gedragen. Vanuit de hypostyle hal liepen de priesters de tempel uit en Amon werd in zijn eigen schip, Oeserhat genaamd, ingescheept.
Het schip voer naar de overkant van de Nijl en ging via een kanaal naar de daltempel aan de rand van de woestijn. Vanaf dit punt namen de priesters de bark weer op hun schouders. Ze gingen een licht stijgende processieweg op, omzoomd met sfinxen. Deze weg kwam uit bij een poort in een dikke kalkstenen muur die toegang gaf tot de tempeltuin van Djeser-Djeseroe. Via drie opeenvolgende terrassen reisde Amon naar het sanctuarium van de tempel dat bovenin diep was uitgehouwen in de rotsen.
Bij de processie waren vele mensen aanwezig: het koninklijk echtpaar, de hogepriester, zangers en zangeressen, dansers en danseressen, muzikanten, soldaten en leden van de hofhouding. Priesters begeleidden de stoet met rituele objecten zoals godenstandaarden en beelden van overleden of vergoddelijkte farao’s, zoals bijvoorbeeld Amenhotep I en zijn moeder Ahmes Nefertari.
Voor de bevolking van Thebe was het Mooie Dalfeest een uitgelezen kans om een glimp op te vangen van de schrijn waarin zich het cultusbeeld van Amon bevond. Vaak maakten privépersonen van de gelegenheid gebruik om een orakelvraag aan het godenbeeld voor te leggen. Men kon namelijk vragen stellen aan Amon wanneer de barkprocessie halt hield. De bark met het godenbeeld dat op de schouders van de priesters werd gedragen bewoog dan naar voren of naar achteren om ja of nee aan te duiden.
De bevolking van de stad kleedde zich voor het Mooie Dalfeest in mooi wit linnen en droeg een geparfumeerde vetkegel op het hoofd. Ze kregen daarnaast allemaal een wah-kraag of krans om hun nek, gemaakt van geurende bloemblaadjes. Dit was een symbool van vernieuwing en wedergeboorte. Ook de beelden van overledenen kregen zo’n krans. Mensen konden ook een bloemboeket van de priesters kopen, opgemaakt in de vorm van een anch, het levensteken.
Tijdens het festival waakten de nabestaanden gedurende de nacht bij de graven van hun overleden familieleden. Daarbij werd uitbundig gefeest om te vieren dat de levenden werden herenigd met de doden. Er werd veel bier en wijn gedronken. De alcohol diende als bedwelmingsmiddel om in trance de doden te kunnen ontmoeten. Ook het hypnotiserende ritme van muziek en dans zal daar aan hebben bijgedragen.
Tegelijkertijd waren de goddelijke klanken van muziek ook bedoeld om de vooroudergeesten op te roepen. Na het nachtelijke hoogtepunt van het feest werd vlak voor zonsopkomst een belangrijk wedergeboorte ritueel uitgevoerd. Na de voltooiing ervan reisde Amon weer terug naar Karnak.
De meeste voorstellingen van het Mooie Dalfeest zijn te vinden in de Thebaanse privégraven uit de 18de dynastie. De grafschilderingen tonen de barkprocessie, het bezoeken van de graven door de nabestaanden, het waken en feesten gedurende de nacht en het aanbidden van de beelden van voorouders, vergoddelijkte farao’s en goden.
Na de regering van Hatsjepsoet veranderde de inhoud van het festival en werd het omvangrijker. Thoetmoses III liet Amon zeer waarschijnlijk geen bezoek meer brengen aan de tempel van zijn voorgangster Hatsjepsoet. Natuurlijk liet hij de bark wel naar zijn eigen rotstempel in Deir el-Bahri reizen.
De route van de bark van Amon kan niet met zekerheid worden vastgesteld, maar Thoetmoses III veranderde hem beslist. De bark van Amon liet hij langs de dodentempels van voorgaande farao’s reizen. In latere tijden zou de tempel van Hatsjepsoet toch weer wel zijn bezocht. Het bezoeken van de andere dodentempels werd ook steeds belangrijker.
De lange traditie van de viering van het Mooie Dalfeest kwam tot een nogal abrupt einde toen in de late 20ste dynastie een aardbeving ervoor zorgde dat er veel schade werd aangericht in Deir el-Bahri. De tempel van Thoetmoses III werd daarbij bijna volledig verwoest.
MvK
Bronnen:
– Processional Routes and Festivals (Digital Karnak) – E.A. Sullivan
– Pharaohs – J. Tyldesley
– The Tomb in Ancient Egypt – S. Ikram & A. Dodson
– Karnak: Evolution of a temple – E. Blyth
– Temples of Ancient Egypt – B.E. Shafer
– Foto van Amon in zijn bark – Maat-ka-ra.de, foto Processie van Het Mooie Dalfeest – Hans Schoens