Met een oppervlakte van ongeveer 686 m² is het graf van Ramses II (KV 7) één van de grootste graven in het Dal der Koningen. Het graf is gelegen in het centrale gedeelte van het dal. Sporen van vuur en potscherven die zijn aangetroffen in de achterste vertrekken duiden erop dat het graf al in de oudheid moet zijn leeggehaald en tot in de Grieks-Romeinse tijd is bezocht. In de eerste gang zijn namelijk graffiti aangebracht door Griekse reizigers.
Door de relatief lage ligging van de ingang, was het graf kwetsbaar voor overstromingen. Mogelijk al in de Late Tijd, maar zeker in de Romeinse Tijd is het graf dan ook verscheidene keren overstroomd. De lagen modder en puin die daarna zijn achtergebleven hebben een keiharde dikke stenen laag gevormd die zeer moeilijk te verwijderen is. Er is hierdoor grote schade ontstaan aan de wanden, zuilen en plafonds.
Diverse onderzoekers en wetenschappers hebben geprobeerd het graf in kaart te brengen en op te graven. De meesten hebben het na een korte periode moeten opgeven. Al voor de expeditie van Napoleon in 1799 was de locatie van het graf bekend en in kaart gebracht door de Britse antropoloog Richard Pococke in 1737 – 1738. De Pruissische egyptoloog Richard Lepsius was in 1844 – 1845 de eerste die door wist te dringen tot het eind van het graf en het hele graf in kaart kon brengen.
Andere egyptologen en archeologen hebben sindsdien onderzoek verricht, waaronder Theodore Davis en Howard Carter. In 1938 – 1939 heeft de Zwitserse egyptoloog en archeoloog Charles Maystre de tekst van het boek van de Hemelkoe opgetekend. Pas sinds 1991 wordt het graf gedegen opgegraven en onderzocht door een team van het Centre National de la Recherche Scientifique, CNRS (Tegenwoordig MAFTO – La Mission Archéologique Française de Thèbe-Ouest en le Centre d’Étude et de Documentation sur l’Ancienne Égypte CEDAE) Dit onderzoek staat onder leiding van de Franse egyptoloog Christian Leblanc.
Een ostrakon, in 1912 door Emile Baraize in het Ramesseum gevonden, vermeldt dat met de aanleg van het graf is begonnen in het 2de regeringsjaar van Ramses II. In tegenstelling tot andere graven van de 19de dynastie met een rechte as, grijpt dit graf terug naar de plattegrond van de graven uit de 18de dynastie met een gehoekte as.
De grafkamer ligt haaks op de gangen. Of dit uit religieuze overweging is gedaan of op basis van het feit dat men halverwege de bouw op een zeer slechte kwaliteit kalksteen stuitte is niet zeker. Duidelijk is wel dat een aantal vernieuwende constructies is gebruikt. Zo zijn de hellingen van de gangen minder steil en zijn er aan het voorvertrek met zuilen, twee zijvertrekken toegevoegd. Tevens is de grafkamer groter dan voorheen en valt de nadruk op de sarcofaag. Deze stenen kist is niet achterin geplaatst, maar in een verzinking in de vloer, in het midden van het vertrek.
De decoraties zijn in grote lijnen hetzelfde als in KV 17, het graf van Sethy I, maar ook hier weer met een aantal vernieuwingen. De deurstijlen bij de ingang van het graf zijn gedecoreerd met afbeeldingen van de godin Maät, gezeten op de symbolische planten van Egypte. De latei boven de doorgang is voorzien van een zonneschijf geflankeerd door de godinnen Isis en Nephtys.
In de eerste neerwaartse gang bevinden zich afbeeldingen van de litanie van Ra, gevolgd door afbeeldingen van het Amdoeat in de tweede gang. De put voor het opvangen van regenwater is voorzien van afbeeldingen van de koning in gezelschap van diverse goden. Het eerste zuilenvertrek is voorzien van vier pilaren, een zijvertrek met vier zuilen en een Osirisschrijn. Op de wanden staan scènes uit het Poortenboek. Vanaf dit vertrek voert een gang naar het voorvertrek. Deze gang is opgedeeld in twee gedeeltes en voorzien van afbeeldingen van het Mondopeningsritueel.
Op de doorgang tussen de twee gedeeltes staat aan de rechterkant een cartouche met de naam van Nefertari. Het voorvertrek, voorzien van afbeeldingen uit het Dodenboek leidt naar de uiteindelijke grafkamer met vier zijnissen en twee grotere zijvertrekken, elk voorzien van twee zuilen. Eén van deze twee grotere zijvertrekken heeft een doorgang naar nog twee kleinere vertrekken waarvan de achterste is voorzien van twee zuilen.
De grafkamer en zijvertrekken zijn voorzien van afbeeldingen van het Dodenboek, het Amdoeat en het Poortenboek. In het eerste kleine zijvertrek rechts van de ingang zijn de afbeeldingen gevonden van het Boek van de Hemelkoe.
Er zijn weinig grafvoorwerpen teruggevonden, waaronder een aantal houten sjabtibeeldjes. In het graf zijn calcietfragmenten teruggevonden van de sarcofaag. Uit inscripties op deze fragmenten blijkt dat de binnen- en buitenkant van de sarcofaag was gedecoreerd met teksten uit het Poortenboek. Tevens heeft men restanten gevonden van de calcieten Kanopenkist. De mummie van Ramses II werd aan het einde van de 20ste dynastie tijdelijk verhuisd naar het graf van zijn vader, Sethy I om pas aan het einde van de 21ste dynastie te worden overgebracht naar de Deir el-Bahri cachette DB 320.
LdJ
Bekijk ook de koningskaart van Ramses II.
Bronnen:
– Dal der koningen. De graven en tempels van West Thebe – Christian Le Blanc
– De schatten van Luxor en de Vallei der Koningen – Kent R. Weeks
– The Complete Valley of the Kings – Nicholas Reeves, Richard H. Wilkinson