De tempels op de heuvel van Thot

In Loeksor torent de heuvel van Thot boven het Dal der Koningen uit. Deze heuvel dankt zijn naam aan het feit dat Sir Flinders Petrie (1853 – 1942) bij zijn onderzoek van de ruïnes vele kalkstenen fragmenten van drie bavianenbeelden had gevonden. Bavianen zijn het symbool van de god Thot. De heuvel wordt soms ook wel ‘de kroon van Thebe’ genoemd.

De heuvel van Thot. Foto: Mariëlle van Kampen
De heuvel van Thot.

Tussen 1995 en 1998 heeft een Hongaars archeologisch team de site op de heuvel van Thot grondig onderzocht. Het onderzoek richtte zich in eerste instantie op de zichtbare restanten. Het bleek te gaan om een tempel uit de 11de dynastie. Tijdens het onderzoek werden onder deze tempel de fundamenten van een veel oudere tempel ontdekt, vermoedelijk uit de Vroegdynastische Periode, rond 3.000 v.Chr. Het zou daarmee de oudste tempel op de westoever van Loeksor zijn.

Op de fundamenten van deze archaïsche tempel is in de 11de dynastie een tempel gebouwd door farao Monthoehotep III. Dit heiligdom werd in 1904 al ontdekt door Georg Schweinfurth (1836 – 1925). Ook Sir Flinders Petrie heeft de site in 1909 kort onderzocht. Hij veronderstelde dat het heiligdom een kapel was ter ere van het Sed-festival.

Uit het onderzoek van het Hongaarse team bleek echter dat de veronderstelling van Flinders Petrie over de kapel onjuist was. Weliswaar staat op het terrein een kapel voor het Sed-festival, maar de werkelijke tempel was gewijd aan de god Horus. De tempel is gebouwd met tichelstenen en was geplaatst op een kunstmatig terras. Het complex bestaat uit een toegangspyloon en een door muren omgeven heiligdom met drie ruimtes.

Op alle vier de hoeken van het complex zijn rituele voorwerpen gevonden in de vorm van terracotta dierfiguurtjes, delen van dierenoffers, albasten potjes en offerschaaltjes. Deze voorwerpen werden bij de oprichting van de tempel in de grond gelegd, als magische verzekering voor de functie en duurzaamheid van de tempel.

Tevens zijn er delen van een latei gevonden met in hiëratische graffiti de naam van Senwosret. Deze naam stond op zijn kop. Hieruit valt af te leiden dat de tempel al in de 12de dynastie beschadigd moet zijn geraakt en daarna is hersteld.

Het grondplan van deze tempel is gelijk aan die van Nieuwe Rijkstempels. Een pyloon, rechte muren rondom een open hof en achteraan in de hof langs de centrale as drie kamers met het cultusbeeld in het allerheiligste. De muren rondom zijn ongeveer drie meter dik en bestaan uit ruwe tichelstenen die bedekt waren met een pleisterlaag van kalksteen.

Op de site zijn onder andere inscripties op een kalkstenen deurpost gevonden. Uit de tekstfragmenten kon worden opgemaakt dat de tempel is gebouwd ten tijde van Monthoehotep III uit de 11de dynastie. De tekst luidt:
‘Horus Seanchtaoeëf (die de beide landen doet leven)
hij van de twee godinnen, die de beide landen doet leven
de vredige gouden Horus
de koning van Opper- en Neder-Egypte, Seanchkara (die de ka van Ra doet leven)
zoon van Ra, Monthoehotep (Monthoe is tevreden), eeuwig leven.
Hij maakte dit monument voor Horus, moge hij eeuwig leven geven, zoals Ra, voor altijd.’

Restanten van de tempel op de heuvel van Thot. Foto: Mariëlle van Kampen
Restanten van de tempel op de heuvel van Thot.

Onder deze tempel uit de 11de dynastie uit het Middenrijk bevinden zich de ruïnes van een veel oudere tempel, mogelijk uit de Vroegdynastische Periode. Het was een erg smalle tempel maar leek qua grondplan op de tempel uit de 11de dynastie. Het allerheiligste bestond bij deze archaïsche tempel slechts uit één ruimte.

Het Hongaarse opgravingsteam heeft aangetoond dat zowel de tempel van Monthoehotep III als de archaïsche tempel georiënteerd waren op het punt aan de oostelijke horizon waar een keer per jaar jaar de ster Sirius aan de horizon verschijnt na een periode van ongeveer zeventig dagen afwezigheid. De Oudegyptische naam van Sirius was Sopdet, de scherpe. Deze naam is door de Grieken verbasterd tot Sothis. Sirius was in de Vroegdynastische Periode de ster van de god Horus, aan wie de tempel was gewijd. Monthoehotep moet dit hebben geweten en heeft daarom zijn nieuwe tempel ook gewijd aan Horus.

De oriëntatie van de tempel uit de 11de dynastie wijkt echter iets af van de oriëntatie van de oudere tempel. Dit zou ermee te maken kunnen hebben dat in de Vroegdynastische Periode de ster Sirius circa twee graden zuidelijker stond aan de oostelijke hemel. Dat vormt precies het verschil tussen de oriëntatie van de archaïsche tempel en het gebouw uit de 11de dynastie. Het is aannemelijk dat de bouwmeesters van de nieuwe tempel de oriëntatie iets hebben aangepast zodat deze wederom exact gericht zou zijn op de ster Sirius bij zijn heliakische opkomst.

JR

Bronnen:
– The illustrated dictionary of Ancient Egypt – I. Shaw en P. Nicholson
– Egyptian temple Architecture – G. Vörös
– The complete Temples of Ancient Egypt – T. Wilkinson
– Foto’s – Mariëlle van Kampen