Wanneer het werk in de steengroeve klaar was, werd de obelisk per schip over de Nijl naar de plaats van oprichting gebracht. Er bestaat nog veel onduidelijkheid over de manier waarop men per schip de obelisken transporteerde.
Op een afbeelding in de tempel van Hatsjepsoet te Deir el-Bahri worden de obelisken in hun lengterichting vervoerd. Het is ook heel goed mogelijk dat de obelisken werden verscheept op meerdere naast elkaar gelegen papyrusboten.
Over de oprichting bestaan ook verschillende theorieën. Eén ding is zeker: er is een hellingbaan ingezet om de obelisk naar de juiste positie en hoogte te slepen. Eén theorie gaat er vanuit dat men gebruik maakte van touwen, hefbomen en een soort katrollen om de obelisk bovenop de sokkel te hijsen. Een andere theorie luidt dat er rondom het voetstuk aarden wallen werden aangebracht met in het midden een opening. Dit gat werd opgevuld met zand. Op het moment dat de onderkant van de obelisk op het juist punt lag, liet men het zand langzaam via de onderkant weglopen en zakte de obelisk, geleid door arbeiders met touwen, voorzichtig op zijn plek.
Van alle obelisken die ooit zijn opgericht in Egypte staan er nu nog maar een viertal overeind in het land zelf. De rest is over de hele wereld verspreid geraakt. Al in de Romeinse tijd zijn dertien obelisken, waarvan er tien uit de faraonische tijd dateren, naar Rome verhuisd. De andere zijn uit de tijd van de Romeinse keizers Domitianus en Hadrianus, maar zijn wel gemaakt uit Egyptisch graniet.
De twee door Thoetmoses III in Heliopolis opgerichte obelisken werden dertig jaar na de dood van Cleopatra VII door architect Pontius verplaatst naar het Caesareum in Alexandrië. Ze kregen jaren later de bijnaam ‘de naalden van Cleopatra’.
Eén van deze obelisken werd in 1819 door pasja Mohammed Ali geschonken aan de Britten. Hij is na veel getouwtrek in 1878 aan de Victoria Embankment in Londen geplaatst.
De andere obelisk werd aan Frankrijk cadeau gedaan. Frankrijk had echter voorkeur voor een obelisk van betere kwaliteit, waarop de pasja hen vrije keus gaf. Frankrijk koos voor één van de obelisken van de Loeksor tempel. Deze werd in 1833 in een speciaal schip naar Parijs vervoerd. Het schip was uitgerust met een verwijderbare boeg waardoor men de obelisk naar binnen kon schuiven.
Eenmaal aangekomen in Parijs werd de obelisk traditiegetrouw door middel van een hellingbaan op zijn plek gezet. Een Engelse architect George Godwin, die bij de oprichting aanwezig was, beschrijft in zijn verslag hoe de obelisk met touwen, hefbomen en katrollen met man en macht rechtop werd getrokken. Na tien minuten hoorde men een echter een klap en werd besloten het werk stil te leggen. Een uur later werd het werk hervat na het treffen van meer veiligheidsvoorzieningen. De hele operatie had al met al drie uur in beslag genomen. Ongeveer 200.000 mensen woonden deze bijzondere gebeurtenis bij.
In het midden van de 19de eeuw schreef een journalist van de New York Herald in een artikel dat het toch te gek voor woorden was dat een grote stad als New York geen eigen obelisk bezat. Istanboel, Rome, Parijs en Londen hadden dat wel. Wie zou New York nog serieus nemen zonder obelisk?
Tijdens de opening van het Suez kanaal deed prins Ismaïl Pasja de tweede naald van Cleopatra aan Amerika cadeau. Door slecht leiderschap van Ismaïl Pasja kwam Egypte in grote financiële problemen en werd de belofte nog bijna ingetrokken. Maar na veel diplomatieke gesprekken werd het geschenk in 1879 per brief bevestigd. Uiteindelijk werd de obelisk in 1881 in Central Park in New York geplaatst.
LdJ
Lees ook: Obelisken – de bouw en herkomst
Bronnen:
– The Complete Temples of Ancient Egypt – R.H. Wilkinson
– Lexikon der Ägyptischen Baukunst – D. Arnold
– Cleopatra’s Needles – R. Hayward
– The New York Obelisk – M. D’Alton