Farao Ahmose I was de eerste vorst van de 18de dynastie volgens de Koningslijst. Hij verdreef de Hyksos uit Egypte en herstelde de orde en rust in het land. Daarom wordt hij beschouwd als de grondlegger van het Nieuwe Rijk. Zijn vader, koning Tao uit de 17de dynastie, vocht tegen de overheersing van de Hyksos. Toen Tao tijdens een gevecht met de Hyksos overleed, was Ahmose I nog te jong om de troon te bestijgen. Daarom volgde Kamose, waarschijnlijk de broer van Tao, hem op.
Toen ook Kamose al vrij snel overleed in de strijd tegen de Hyksos, was het de moeder van Ahmose I, Ahhotep I, die hem tijdens zijn eerste regeringsjaren begeleidde. Waarschijnlijk trad zij ook als co-regentes op. Ahhotep I heeft een belangrijk aandeel gehad in het heroveren van de macht in Egypte.
Ahmose I trouwde met zijn zus Ahmes-Nefertari. Ook zij speelde net als haar moeder Ahhotep I een belangrijke rol in het bestuur en de staatsaangelegenheden van het land, maar ook in de cultusverering van Amon. Dat blijkt uit het feit dat beide vrouwen voor het eerst in de geschiedenis de titel ‘Godsvrouw van Amon’ kregen.
Pas in zijn 10de of 11de regeringsjaar trok Ahmose I langzaam noordwaarts in zijn strijd tegen de Hyksos. Het zou de laatste fase van de strijd worden. Hij veroverde Heliopolis en drie maanden daarna viel hij de stad Tell el-Haboea aan. Hierdoor sneed hij de vluchtweg voor de Hyksos richting Palestina af. Rond zijn 15de regeringsjaar volgde de aanval op de stad Avaris, op dat moment het centrum van de macht van de Hyksos. Na een beleg van drie jaar waarbij hij de stad niet kon innemen, besloot Ahmose I tot een verdrag met de Hyksos.
De Romeins-Joodse geschiedschrijver Flavius Josephus (37 – 100 n.Chr) schrijft in zijn versie van Manetho’s geschiedenis van Egypte over deze belegering: ‘Zij (de Hyksos) omsloten Avaris met een sterke muur om hun bezittingen te beschermen. De Egyptische koning probeerde hen door een belegering tot overgave te dwingen. Hij blokkeerde het fort met een leger van 480.000 man. Uiteindelijk gaf hij de belegering wanhopig op en hij besloot tot een verdrag waarbij zij Egypte moesten verlaten.’
Toch wilde Ahmose I na de inname van Avaris een duidelijk signaal afgeven dat hij vanaf dat moment de enige machthebber was in Egypte. Daarom stootte hij in een serie van korte campagnes door naar Zuid-Palestina. Na een beleg dat 3 of 6 jaar duurde, nam hij daar de stad Sjaroehen in. Deze stad was waarschijnlijk het laatste bolwerk van de Hyksos.
Na het verdrijven van de Hyksos trok Ahmose I naar het zuiden. De Nubische vorsten hadden sinds het Middenrijk banden opgebouwd met de Hyksos en hun gebied richting het Noorden uitgebreid. Ahmose I wist de controle terug te krijgen over de zuidelijke stad Boehen en herstelde de oude grens met Nubië. Hij belegde de verantwoordelijkheid over de nomen bij lokale gouverneurs en hij verstevigde zijn positie door het weggeven van land en het bouwen en herbouwen van tempels in Abydos, Memfis, Karnak, Boehen en Heliopolis. Deze tempels waren gewijd aan de goden die in het Middenrijk werden vereerd: Ptah, Amon, Monthoe en Osiris.
Op de zogenaamde donatiestèle, gevonden in de funderingen van de derde pyloon in Karnak, staat dat Ahmose I het ambt van tweede priester van Amon kocht voor zijn vrouw Ahmes-Nefertari. De kosten hiervoor, bestaande uit goud, zilver, koper, kleding, pruiken, bedienden en land, betaalde hij direct aan de tempel waardoor hij de banden tussen de Amonpriesters en de koninklijke familie verzekerde.
In 1899 ontdekte de Britse egyptoloog Arthur C. Mace (1874 – 1928) de tien meter hoge resten van de piramide van Ahmose I in Abydos. Bij een tweede onderzoek in 1902 en 1903 werd door Charles T. Currelly (1876 – 1957) ook een tweede, kleinere piramide gevonden met daarin een stèle die beschrijft hoe Ahmose I en zijn vrouw Ahmes-Nefertari de piramide lieten bouwen ter nagedachtenis aan hun grootmoeder Tetisjeri.
Ondanks dit veelbelovende onderzoek kwam er geen vervolg, waarschijnlijk omdat er geen belangrijke voorwerpen werden gevonden. In 1993 werd tijdens het eerste opgravingsseizoen door Stephen Harvey meteen een grote ontdekking gedaan. Hij vond fragmenten met een beschrijving van de strijd tegen de Hyksos in Avaris, inclusief afbeeldingen van strijdwagens, boogschutters, verslagen vijanden en transportschepen. De afbeeldingen van de strijdwagens zijn de oudste die tot op heden zijn gevonden.
Ahmose I regeerde ongeveer 25 jaar en overleed rond zijn 35ste levensjaar. Harvey heeft geopperd dat Ahmose I oorspronkelijk is begraven in zijn piramide, maar in het algemeen wordt aangenomen dat deze piramide een cenotaaf is. Zijn nog niet ontdekte tombe zou zich ergens in de buurt van het Dal der Koningen bevinden, mogelijk in de necropool van Dra Aboe el-Naga. Zijn goed bewaarde mummie werd gevonden in 1881 in cachette DB 320 in Deir el-Bahri. Zijn mummie bevindt zich tegenwoordig in het Luxor Museum.
RdJ
Bronnen:
– The encyclopedia of the Egyptian pharaohs, Vol. I – D. Baker
– The Complete Royal Families of Ancient Egypt – A. Dodson en D. Hilton
– Chronicle of the Pharaohs – P.A. Clayton
– Ahmose in Avaris? – M. Bietak, E. Czerny en S. Prell
– Abydos. 2002-2003 Annual report – S. Harvey
– The Second Intermediate Period – J. Mourrieau, The Oxford History of Ancient Egypt – I. Shaw
– From where came the Hyksos and where did they go – M. Bietak
– The relative chronology of the Middle Kingdom and the Hyksos period – T. Schneider, Ancient Egyption Chronology – E. Hornung, R. Krauss en D. Warburton