De kat in het oude Egypte werd in de loop van de eeuwen steeds belangrijker in het godsdienstige leven van de Egyptenaren. Was de kat in het oude Egypte eerst nog voornamelijk een ongediertebestrijder; in de loop der tijd werden er steeds vaker en steeds meer goddelijke kwaliteiten aan de kat toegekend.
De kat komt niet voor in de Piramideteksten. Er wordt wel gesproken over een katachtig goddelijk wezen genaamd Mafdet die de vijand van Ra, de slang Apep vermoordt. Voorstellingen van Mafdet tonen een fabeldier met een extreem lange hals, veelal aangeduid met ‘slangenhalspanter’. Waarschijnlijk is het een combinatie van een luipaard of een jachtluipaard met een slang, of een wezelachtige.
De eerste religieuze voorstellingen van katten zijn te vinden op magische messen uit het Middenrijk die werden meegegeven als grafgift. Ook in de magische Sarcofaagteksten, uit dezelfde tijdsperiode, speelt de kat een religieuze rol. Ze vervult net als Mafdet de functie van beschermer van Ra door het doden van Apep. Spreuk 335 van de Sarcofaagteksten vermeldt dat de overledene de grote kater is en dat de grote kater de god Ra zelf is die vervolgens Apep doodt.
In de tombes van het Nieuwe Rijk komen katten in huiselijke scènes steeds minder voor. In de voorstellingen van het Dodenboek die vanaf die tijd steeds vaker op de wanden werden afgebeeld, kwamen katten echter steeds meer voor. In spreuk 145, waar de dode voor de 12de poort van het dodenrijk staat, wordt de juiste tekst gegeven voor de dode om de poort te passeren. De poort wordt bewaakt door een figuur met een kattenkop: ‘De naam van de god die jou bewaakt is Mioe (kater).
In het hier getoonde vignet bij spreuk 17 (die teruggaat op spreuk 335 van de Sarcofaagteksten) is te zien hoe een kater de slang Apep doodt, waarbij hij één poot op het hoofd van de slang heeft en in zijn andere poot een groot mes heeft waarmee hij de slang doodt. Deze spreuk wordt tot zelfs in de Ptolemaeën Tijd gebruikt.
Vanaf de 22ste dynastie wordt de plaats Boebastis (Per-Bast) steeds belangrijker. De farao’s van die tijd vergroten de tempel van de katgodin Bastet en de kat krijgt een vergoddelijkte status. Het zijn voornamelijk de poezen en niet de katers die geassocieerd worden met Bastet.
Vanaf deze periode komt de kat ook voor op sistra, de ratelinstrumenten die vooral met de godin Hathor in verband staan. Tevens worden er vele amuletten gemaakt waarop de kat een beschermende rol heeft, vooral tegen schorpioenen- en slangenbeten.
De farao’s van de 26ste, 30ste en de Ptolemaeïsche dynastieën voerden grote administratieve hervormingen door, waardoor de ‘heilige dieren industrie’ werd aangewakkerd. Het festival van de godin Bastet in Boebastis werd één van de grootste van het land. Het trok vele pelgrims die vaak ook iets aan haar wilden offeren.
Dit gebeurde veelal in de vorm van kattenmummies of kattenbeeldjes. Deze beeldjes konden gemaakt zijn van brons, van verschillende steensoorten of van glas, faience en hout. Sommige beeldjes hadden een ring bij de schouders zodat ze als amulet konden worden gedragen.
De kattenmummies die werden verkocht aan pelgrims, waren afkomstig uit heuse catteries bij de tempels. Hier werden bewust katten gefokt en gedood om vervolgens te worden gemummificeerd en verkocht. Er is ook een aantal grote kattenbegraafplaatsen ontdekt met duizenden kattenmummies die daar werden begraven als de tempels te vol raakten met offergaven. De bekendste begraafplaatsen zijn in Boebastis, in Sakkara, bij het Boebasteion, en in Stabl Antar ten zuiden van Beni Hassan, bij de rotstempel van de leeuwgodin Pachet (de Speos Artemidos). Er worden nog steeds nieuwe kattenmummies gevonden.
MvK
Lees ook: De kat in het oude Egypte – dagelijks leven
Bronnen:
– The Cat in Ancient Egypt – J. Malek