Het woord ‘aton’ is uit het Oude Rijk bekend als een aanduiding voor de zichtbare zonneschijf. Het wordt voor het eerst gebruikt in de Aboesir papyri uit de 5de dynastie. Daar verwijst het woord echter naar een onderdeel van een cultusvoorwerp dat de vorm heeft van een zonneschijf. Het meer bekende Egyptische woord voor zon was in die tijd ‘ra’.
Al aan het begin van de faraonische geschiedenis wordt ditzelfde woord gebruikt als de benaming voor de zonnegod: Ra. Vanaf het Middenrijk ontstaat de behoefte om de zichtbare zonneschijf te onderscheiden van de god Ra, die ook een nachtgestalte kent.
Het woord aton wordt op deze wijze gebruikt aan het begin van het verhaal van Sinoehe uit het Middenrijk. Aan het begin van het Nieuwe Rijk wordt het woord ook gebruikt door Hatsjepsoet en Thoetmoses IV als aanduiding voor het zichtbare aspect van de zon. Tijdens de regeerperiode van Amenhotep II wordt voor het eerst een zonneschijf met armen als zonnestralen gebruikt om het nauw met de zonnegod Ra geassocieerde begrip aton uit te beelden.
Vanaf de regering van Amenhotep III wordt het woord aton in steeds bredere sferen gebruikt, meestal als aanduiding van Ra of Horus van Edfoe. Hiermee krijgt het steeds sterkere banden met met solaire goden. Vanaf het moment dat een boot voor zijn koningin Teje de naam ‘Aton schittert’ krijgt, lijkt het een zelfstandige godheid te zijn geworden. Dit wordt versterkt door de titel ‘Hofmeester in het Verblijf van Aton’, wat in een Thebaans graf uit die tijd is aangetroffen.
Wanneer farao Amenhotep IV aan de macht komt, volgt hij in eerste instantie nog de traditionele godsdienst waarbij Amon-Ra als belangrijkste godheid geldt. Al snel verheft hij Aton tot de belangrijkste godheid van dat moment en bouwt hij nieuwe grote tempels voor deze god. Vanaf het vierde of vijfde regeringsjaar wordt de god Amon-Ra verbannen ten gunste van de god Aton.
Andere goddelijke aspecten van de zon, zoals Ra-Horachte, Sjoe en Horus, blijven bestaan. In zijn vijfde regeringsjaar besluit Amenhotep IV Thebe te verlaten en sticht hij een nieuwe hoofdstad: Achetaton, de Horizon van de Aton. Hier wordt Aton aanbeden in grote tempels die open zijn voor het zonlicht. In het zesde regeringsjaar verhuist de farao naar de nieuwe stad, maar niet voordat hij ook zijn naam heeft veranderd in Achnaton, wat ‘Geesteskracht van Aton’ betekent.
Aton wordt nu overal uitgebeeld als de zonneschijf met zonnestralen in de vorm van armen die eindigen in handjes. De handjes houden vaak het levensteken anch vast dat de leden van de koninklijke familie wordt aangereikt.
De zonneschijf wordt veelal voorzien van ureausslang, ten teken van zijn koninklijke status. In zijn oude verschijningsvorm, als man met een valkenkop, wordt Aton niet meer getoond. De godheid manifesteert zich immers nog maar alleen als de zichtbare zonneschijf.
Om aan te geven dat Aton als koning over de mensheid heerst, geeft Achnaton hem twee cartouches. In eerste instantie worden daar nog twee andere godennamen in verwerkt zoals Ra-Horachte, en Sjoe. Vanaf het negende regeringsjaar worden ook die namen vervangen door andere begrippen, waardoor de cartouches van Aton geen melding meer maken van andere goden.
In Achetaton wordt de zonneschijf ook vaak ‘de god zonder gelijke’ genoemd. De cultus rond Aton hangt nauw samen met de verering van farao Achnaton en zijn koningin Nefertiti. Het koninklijk echtpaar is namelijk het enige medium waarmee Aton kan communiceren. Het koninklijk echtpaar beschouwde zichzelf als de aardse vertegenwoordigers van de zonnegod Aton en vormden met hem een heilige Drievuldigheid. Hierdoor moesten al hun onderdanen ook hen aanbidden om in contact te kunnen komen met de levenschenkende Aton. Zelfs de Hogepriester van Aton werd als een priester van Achnaton beschouwd.
Achnaton heeft waarschijnlijk zelf de Grote Atonhymne geschreven. In deze poëtische tekst wordt in lieflijke details beschreven hoe Aton alle planten, bloemen en dieren heeft geschapen. ‘Bomen en planten gedijen, de vogels vliegen op van hun nest. Hun vleugels zijn in aanbidding voor uw ziel. Al het kleinvee huppelt op zijn poten. Al wat opvliegt en weer neerstrijkt, komt tot leven, wanneer u voor hen bent opgegaan.’
Eén van de grote veranderingen die Achnaton en Nefertiti met de nieuwe godsdienst doorvoerden, was dat er geen specifieke strijd tussen goed en kwaad werd geleverd. Achnaton gaf in zijn religie geen verklaring voor het bestaan van chaos en andere negatieve dingen. Ook zijn opvattingen over een Dodenrijk zijn onbekend gebleven. Dit zal er mede voor hebben gezorgd dat de cultus van Aton niet unaniem werd geaccepteerd door de Egyptische bevolking. Hierdoor werd bijna een religieus vacuüm gecreëerd in de nieuwe hoofdstad. Toch zijn er kleine beeldjes en amuletten van de ‘oude’ goden gevonden, die uit de Amarnaperiode stammen. De oude goden werden dus nog steeds vereerd, al was het dan in het geheim.
De priesters van de oude goden konden weinig doen tegen de religieuze omslag die Achnaton doorvoerde. Omdat de godsdienst voornamelijk was voorbehouden aan de koninklijke familie, was het onvermijdelijk dat er een einde aan zou komen. Toen Achnaton kwam te overlijden, verhuisden zijn opvolgers al snel terug naar Thebe. Daar werd de cultus van Amon-Ra in ere hersteld. Dit is te lezen in de restauratiestèle van Toetanchamon. De tempels van Aton in Amarna, Memfis en andere steden, werden gesloopt en ironisch genoeg hergebruikt voor de bouw van andere tempels.
De korte bloeiperiode van de zonnegod Aton kwam daarmee ten einde. De koninklijke familie die verantwoordelijk was geweest voor de omslag, werd bewust vergeten en hun namen werden verwijderd van monumenten. Aton werd echter niet vergeten, maar hij werd weer gewoon een aspect van de zon zoals hij dat altijd was geweest. In latere teksten wordt hij dan ook nog steeds genoemd, maar nu weer in zijn bescheiden functie als de zonneschijf.
MvK
Bronnen:
– Egyptische tempels en goden – J. Zandee
– The complete Gods and goddesses of Ancient Egypt – R.H. Wilkinson
– Egyptian Mythology – G. Pinch
– Egyptian Mythology – A.G. De Beler