De Blauwe Reiger (Ardea cinerea) stond model voor de heilige vogel die Benoe werd genoemd. Deze Benoe-vogel vormt de mythologische voorloper van de Griekse Phoenix. De blauwe reiger kon gedurende het droogteseizoen Sjemoe niet worden waargenomen in Egypte. In de periode van februari tot ver in de maand juni broedt deze vogel namelijk niet in Egypte maar in Europa. Vanaf half juli trekken de reigers door naar streken met een warm klimaat.
In het oude Egypte verscheen de vogel daardoor op het moment dat de Nijl buiten zijn oevers ging treden. De eerste dag van de eerste maand van het overstromingsseizoen Achet gold tevens als het begin van het Egyptische nieuwe jaar. Voor de Egyptenaren kwam deze vogel rechtstreeks uit de hemel oftewel de godenwereld. Hij broedt immers ogenschijnlijk niet op een nest. Hierdoor stond de reiger symbool voor de vernieuwing van een jaarcyclus en werd hij tevens beschouwd als het symbool voor de vernieuwing van het leven. Het hiëroglief van een reiger op een driehoekige standaard staat voor ‘overstroming’.
De Benoe was de eeuwige vogel die als de ba-ziel van de zonnegod Ra elke ochtend werd wedergeboren. Na zijn nachtelijke bootreis door het lichaam van de hemelgodin Noet, verliet hij haar moederschoot. Omdat de Benoe sterk verbonden was met de zonnegod Ra, verschenen er scarabee-vormige amuletjes die in de buurt van het hart op de mummie geplaatst werden. Aan de bovenkant is vaak een reiger afgebeeld. Deze amuletten waren aan de onderkant voorzien van dodenboekspreuk BD 29B, die begint met de tekst: “Ik ben de Benoe, de ziel van Ra, die de goden door het dodenrijk begeleidt waar zij doorheen gaan.”
Ook in graven wordt de Benoe veelvuldig afgebeeld. In het graf van Irynefer uit de 19de dynastie tijdens het Nieuwe Rijk is een afbeelding te vinden waarin Irynefer respect betuigt aan de Benoe in een zonnebark. De Benoe draagt de zonneschijf op zijn hoofd. In het graf van de architect Inherchaoe uit de 20ste dynastie aanbidt de grafeigenaar een Benoe die de atef-kroon met de dubbele veren draagt. Vanwege zijn associaties met Osiris, kon de Benoe met deze kroon worden afgebeeld.
De Benoe figureerde ook in de Egyptische scheppingsverhalen. In Piramidetekst spreuk 600 wordt verteld dat de Benoe bij de schepping als de scheppergod Atoem-Chepri op de oerheuvel Benben verscheen, oprijzend uit de kosmische wateren van Noen. De Benoe werd aanbeden in de zonnestad Heliopolis.
Spreuk 83 van het Dodenboek was een spreuk om getransformeerd te worden in een Benoe. Volgens deze spreuk ontsprong de Benoe aan het hart van Osiris, en was in hem de essentie van elke godheid.
De complete tekst van deze spreuk luidt:
‘Ik ben opgestegen als een oergod, Ik ben Chepri geworden, Ik ben gegroeid als een plant, ik heb me beschermd als een schildpad, Ik ben de essentie van elke godheid. Ik ben de zevende van de zeven ureaus-slangen die zich in het Westen bevinden, de Horus die zelf licht geeft, deze god die tegen Seth heeft geoordeeld, Thot die tussen hen was bij de rechtszaak van de heer van Letopolis met de zielen van Heliopolis, het water dat tussen hen was.
Ik ben gekomen op deze dag, verschenen in de processie van de goden. Ik ben Chonsoe degene die zich verzet tegen de heren. Wie deze zuivere spreuk kent in zuivere staat (rein van hart), het betekent dat hij kan uitgaan bij dag na zijn dood en de gedaanten kan aannemen die zijn hart wenst aan te nemen; het betekent dat hij temidden van de volgelingen van Wennefer is, tevreden is met het voedsel van Osiris, stemoffers krijgt, de zon ziet, welvarend is op aarde bij Ra, en gerechtvaardigd bij Osiris, en dat geen kwaad macht heeft over hem. Deze spreuk is waarlijk doeltreffend gebleken, miljoenen malen.’
Toen de Griekse historicus Herodotus (ca. 484 – 425 v.Chr.) bezocht, toonden de priesters van Heliopolis hem afbeeldingen van de Benoe. Hij noemde de vogel ‘phoenix’. Herodotus schrijft erover: ‘Ook komt daar nog een heilige vogel voor, phoenix genaamd. Ik heb hem niet zelf gezien, behalve op afbeeldingen; hij komt namelijk slechts uiterst zelden voor, eens in de 500 jaar, en wel verschijnt hij, zoals zij zeggen, als zijn vader gestorven is. Als hij op de afbeeldingen lijkt, ziet hij er als volgt uit: zijn veren zijn deels goudachtig, deels rood en in omvang en grootte komt hij overeen met de adelaar.’
JR
Bronnen:
– De geheimen van het oude Egypte – L. Oakes en L. Gahlin
– Reading Egyptian Art – R.H. Wilkinson
– The Illustrated Dictionary of Ancient Egpyt – I. Shaw en P. Nicholson
– The ancient Egyptian book of the dead – R.O. Faulkner
– Herodotus Historiën – vertaald door dr. O. Damsté