De god Hapi wordt in het oude Egypte geassocieerd met de overstroming van de Nijl. Ieder jaar trad de Nijl buiten zijn oevers en liet het vruchtbare slib achter op de oevers van de rivier. De oude Egyptenaren waren voor hun levensonderhoud afhankelijk van de overstromingen van de Nijl. Een te hoge of te lage overstroming kon desastreuze gevolgen hebben voor de landbouw en daarmee ook het levensonderhoud van de Egyptenaren.
Hapi zorgde voor de balans tussen de overstroming en de vruchtbaarheid. De Egyptenaren noemden de overstroming dan ook “de komst van Hapi”. De Nijlgod Hapi moet niet verward worden met de andere god Hapy, een van de vier Horuszonen.
De Nijlgod Hapi wordt niet alleen met de overstroming maar ook met de Nijl zelf vereenzelvigd alsmede met dieren die met deze rivier verbonden waren zoals de krokodillen en de vissen. In het Middenrijk wordt Hapi door de Egyptenaren dan ook wel de “meester van de vogels, de vissen, de krokodillen en de kikkers” genoemd. Vanwege het feit dat de Nijl de bron van levensonderhoud was, werd Hapi ook wel als een scheppergod gezien.
De partners van de Nijloverstroming Hapi waren de godinnen Nechbet en Wadjet, de godinnen van respectievelijk Opper- en Neder-Egypte. Later deelde Hapi, door zijn associatie met de god van het oerwater Noen, diens partner Noenet.
Hapi wordt meestal afgebeeld als een man met hangende vetborsten en een uitpuilende buik. Zijn enige kledingstuk is een korte riem om zijn middel of een simpele lendendoek. Op zijn hoofd heeft hij een hoofdtooi van papyrusvegetatie. In zijn handen houdt hij doorgaans de stengels van de papyrus en de witte iris vast, tezamen met een offerplaat. Zijn lichaam heeft vaak de blauwe kleur van de vruchtbaarheid.
In het Oude Rijk, dat wil zeggen aan het begin van de 5de dynastie, zoals bijvoorbeeld in de dodentempel van Sahoera, zijn de onderste registers van de tempelmuren versierd met Hapi en andere vruchtbaarheidsgoden die allemaal een offerplaat dragen. Soms wordt Hapi afgebeeld met de gelaatskenmerken of fysieke kenmerken van de regerende farao. Op deze wijze wordt de koning geassocieerd met het garant staan voor de vruchtbaarheid van het land.
Vanaf de 19de dynastie in het Nieuwe Rijk is er een duidelijke associatie te zien van Hapi met de vereniging van Opper- en Neder-Egypte. Een voorbeeld hiervan zijn de afbeeldingen op de kolossale zitbeelden van Ramses II in de Loeksor tempel. De dubbele figuur van Hapi is op deze beelden spiegelend afgebeeld. In zijn handen houdt hij de stengels van de rijksplanten van Opper- en Neder-Egypte, de papyrus en de witte iris. Het lijken nu touwen die worden vast geknoopt aan het teken voor de vereniging van Opper- en Neder-Egypte ook wel “sema” genaamd. Sema is een hieroglief en het teken stelt twee longen voor die verbonden zijn met een luchtpijp. Het geeft het symbool weer voor de verbintenis van twee gelijke delen en dat is hier Opper- en Neder-Egypte.
Hapi werd meestal vereerd op plaatsen waar de loop van de Nijl nauwer werd en daardoor de meeste turbulentie gaf zoals in de buurt van Gebel el-Silsila. Ook zou Hapi zich schuil houden in een grot in de buurt van Assoean ter hoogte van de eerste cataract in de Nijl. Uit de “Hymne van Hapi” blijkt dat hij geen eigen tempels of andere vereringsplekken had waar de Egyptenaren hem konden aanbidden. Meestal werd hij in tempels van de andere goden aanbeden. Wel werden door de oude Egyptenaren jaarlijkse festivals georganiseerd om Hapi te vereren.
YB
Bronnen:
– The Routledge Dictionary of Egyptian Gods and Goddesses – G. Hart
– The complete Gods and Goddesses of Ancient Egypt – R. Wilkinson
– Foto van de Nijlgod Hapi in Abydos – Petra Lether, foto van de Nijlgod Hapi in Loeksor – Yvonne Buskens