De godin Maät is de verpersoonlijking van het gelijknamige begrip maät, wat waarheid, gerechtigheid en orde betekent. Bij de schepping van de wereld werd maät gecreëerd uit isfet, chaos en daardoor werd het kosmische evenwicht verwezenlijkt.
Maät wordt voor het eerst genoemd in de Piramideteksten van het Oude Rijk. Daar staat ze in nauwe relatie tot de zonnegod Ra. Pas in het Nieuwe Rijk wordt ze als dochter van Ra beschouwd. In die rol was ze de zus van de heersende koning, die de zoon van Ra werd genoemd. De relatie tussen Maät en de farao was dan ook zeer belangrijk.
Het was de heilige plicht van de koning om maät te bewaren in de samenleving. Dit deed hij voornamelijk in rituelen, door een beeldje van de godin Maät te offeren aan alle andere goden. Alle goden leven namelijk van maät. Het is hun adem, hun kleding, hun voedsel. Het aanbieden van Maät aan de goden lijkt daarom heel veel op het geven van voedsel- en kledingoffers.
Daarnaast moest de farao natuurlijk ook letterlijk de orde bewaken. Dit deed hij door recht te spreken en te laten spreken. Waarschijnlijk droegen rechters een gouden beeldje van Maät aan een ketting om hun hals om daarmee hun ambt duidelijk te maken. De vizier was opperrechter (met slechts de farao boven zich) en droeg altijd de titel ‘priester van Maät’. Ondanks dat zij geen eigen heiligdom bezat, werd Maät feitelijk in alle tempels van Egypte aanbeden. Alle goden hadden haar immers nodig om te leven.
Maät wordt bijna altijd uitgebeeld als een vrouw met een struisvogelveer op haar hoofd. De weergave van de gestileerde veer mag zelfs worden beschouwd als een verzinnebeelding van de godin. Het is ook de manier waarop haar naam, of het begrip waarheid wordt geschreven. In dat laatste geval is vaak ook het zijaanzicht van een podium met een schuin oplopende voorzijde te zien. Dit markante voetstuk wordt vaak gebruikt om goden zittend of staand op af te beelden.
Maät is vooral bekend van de scène ‘het wegen van het hart’ uit het Dodenboek. Iedere overledene moest dit ondergaan en het is bedoeld om te bepalen of hij een goed en rechtvaardig leven heeft geleid. In de scène wordt getoond hoe het hart van de overledene op een weegschaal is geplaatst. Als tegenwicht geldt de veer van Maät. Wanneer het hart bezwaard is door wandaden, dan zal de weegschaal negatief doorslaan.
Het hart wordt dan opgegeten door de demones Ammoet. Zij heeft de kop van een krokodil, de voorpoten en het voorlijf van een leeuw en de achterpoten en het achterlijf van een nijlpaard. Dat zijn de drie meest gevaarlijke dieren in Egypte. Als zij het hart opeet, dan houdt men simpelweg op te bestaan. Iets wat voor de Egyptenaren het meest verschrikkelijke was dat men kon overkomen.
Het doorslaan van de weegschaal wordt echter nooit afgebeeld. Vaak is het zelfs zo dat de goden Horus, Thot of Anoebis meehelpen de weegschaal in evenwicht te houden. De 42 rechters die Osiris helpen een oordeel te vellen over het hart van de overledene, vormen de ‘Raad van Maät’. De aan Osiris rapporterende god Thot wordt vaak als de echtgenoot van Maät beschouwd. Hij is degene die de ceremonie leidt en die het oordeel noteert. Wanneer het oordeel gunstig uitvalt voor de overledene, wordt hij door Anoebis meegenomen om aan Osiris te worden voorgeleid.
In de Piramideteksten wordt Maät ook in een duale vorm genoemd: Maäty. In de latere teksten en voorstellingen uit het Dodenboek vindt de scène van het wegen van het hart daarom plaats in de ‘Zaal van de Beide Waarheden’.
Maät speelde een belangrijke rol in het dagelijkse leven van de oude Egyptenaren. Het was de gedragscode volgens welke iedereen leefde. Als iemand zich onrecht voelde aangedaan, dan werd de kenbet, een raad van dorpswijzen, bij elkaar geroepen om in de naam van Maät recht te spreken. Als het ernstig was, dan kon een opperrechter worden ingeschakeld.
Er waren ook nog andere bijzondere dienaars van Maät, namelijk de bewoners in het arbeidersdorp Deir el-Medina. De oud Egyptische naam voor het dorp was ‘set maät’ ofwel ‘Plaats der Waarheid’. Om aan graven van koningen te kunnen en mogen werken, was het logisch om een rechtvaardig leven te leiden. Arbeider in de Plaats der Waarheid werd je ook niet zomaar. Je moest een bepaalde oproep hebben gehoord. Daarom werd een arbeider ‘sedjem asj’ ‘hij die luistert naar een oproep’ genoemd.
In het dorp kon bij bijzondere gelegenheden een cultusbeeld worden rondgedragen. Vooral de cultusbeelden van de vergoddelijkte Amenhotep I en zijn moeder Ahmes-Nefertari zijn daarvan bekend. Aan die beelden konden orakelvragen worden gesteld. De beelden zouden volgens maät spreken en naar voren of naar achteren neigen om ja of nee aan te geven.
MvK
Bronnen:
– The complete gods and goddesses of Ancient Egypt – R. H. Wilkinson
– The dictionary of Ancient Egypt – I. Shaw en P. Nicholson
– De geheimen van het oude Egypte – L. Oakes en L. Gahlin
– Egypte in de Oudheid, Rijk van de Farao’s – R. Hamilton
– Het oude Egypte in woord en beeld – T. Wilkinson
– Foto Sethy I offert Maät – Hans Schoens