De godin Pachet

Pachet in haar verschijningsvorm als Sachmet, Tempel van Karnak, Loeksor.
Pachet in haar verschijningsvorm
als Sachmet,
Tempel van Karnak, Loeksor.

De godin Pachet is net als de godin Sachmet een angstaanjagende leeuwin die haar vijanden de meest vreselijke dingen kan aandoen. Haar naam betekent ‘zij die krabt’. Een rode zonsopkomst was volgens de Egyptenaren het gevolg van het openkrabben van de hemel door Pachet. 

Ze werd ook wel ‘de godin bij de monding van de wadi’ genoemd. Dit verwijst naar de rustgebieden waar leeuwinnen zich graag met hun groep ophielden.

Leeuwen komen tegenwoordig niet meer voor in Egypte. In de oudheid verkozen ze de woestijn boven het Nijldal, maar ze hadden toch ook water nodig. Dit vonden ze vaak in de wadi’s. Een andere aanduiding voor Pachet luidde: ‘Zij die de wegen van de stortregens opent’. Dit verwijst naar het plotselinge vollopen van de wadi’s ten gevolge van een hevige regenbui.

Van Pachet kon ook worden gezegd dat zij de ‘Aanvoerster van alle goden’ was. De rol van Pachet houdt echter het midden tussen de lieflijkheid van de katgodin Bastet en de felheid van de leeuwingodin Sachmet. Pachet had dus zowel een goedaardige als kwaadaardige kant.

Naast de nauwe band met de kat- en leeuwingodinnen werd Pachet ook sterk geassocieerd met de godin Hathor. Daarnaast kon Pachet worden vereenzelvigd met Isis als de moeder van Horus. Hierdoor draagt Pachet ook vaak de koehoorns met zonneschijf op haar hoofd. In deze hoedanigheid wordt ze vaak Weret-Hekaoe ‘Groot aan Toverkracht’ genoemd.

Pachet wordt meestal weergegeven als een vrouw met het hoofd van een leeuwin, vaak terwijl ze met haar scherpe klauwen een slang doodt. Wanneer een volledige leeuwin staat afgebeeld met geknevelde gevangenen voor haar, dan wordt daarmee meestal de godin Sachmet bedoeld. Maar ook Pachet kan ervoor in aanmerking komen. De vroegste teksten waarin de naam van de godin Pachet staat vermeld, zijn de sarcofaagteksten uit het Middenrijk. Ze wordt daarin de jager ‘met scherpe klauwen’ genoemd.

Pachet als het leeuwinnenbed van Toetanchamon.
Pachet als het leeuwinnenbed
van Toetanchamon.

In het voorvertrek van het graf van Toetanchamon stonden drie enorme vergulde hemelbedden opgesteld. Het voorste bed was in de vorm van twee leeuwinnen, de middelste in de vorm van twee koeien en de achterste in de vorm van twee nijlpaarden.

De leeuwinnen van het voorste bed stellen waarschijnlijk de godin Pachet voor. Uit de magische spreuken van de sarcofaagteksten mag namelijk worden opgemaakt dat een dergelijk bed in het graf werd achtergelaten als een vaartuig voor de overledene. Het eigenaardige is dat een hiërogliefentekst op de verbindingsbalk aan de voorzijde van het bed met de leeuwinnenkoppen spreekt over Mehet-weret ‘De grote (met water) gevulde’, een naam die eerder van toepassing is op de koegodin van het tweede bed.

De tekst aldaar spreekt echter over Isis-mehtyt ‘De noordelijke Isis’, een term die beter bij de leeuwin Pachet past. Het derde bed is een voorstelling van de godin Ammoet, ‘De verslindtster’. Een in een cartouche geplaatste tekst die op het bed is aangetroffen maakt dit duidelijk. De vrouwelijke demon heeft de kop van een nijlpaard, een krokodillenstaart en katachtige poten.

Uit religieuze teksten blijkt dat de drie hemelbedden mogen worden gezien als vaartuigen waarmee de overledene gedurende de nachtelijke uren door het lichaam van de hemelgodin Noet vaart. Het einddoel van deze nachtelijke hemelreis is de wedergeboorte van de overledene samen met de nieuwe zonnegod Ra die in de ochtend aan de oostelijke horizon uit de moederschoot van Noet zal verschijnen.

MvK

Bronnen:
– Het oude Egypte in Woord en Beeld – T. Wilkinson
– The Complete Gods and Goddesses of Ancient Egypt – R. Wilkinson
– The Complete Temples of Ancient Egypt – R. Wilkinson
– Ancient Near Eastern Texts – J. Pritchard ed.
– Syllabus: Toetanchamon – H. Pragt