De Israëlstèle van farao Merenptah uit de 19de dynastie doet op een poëtische wijze verslag van de Libische campagne uit zijn 5de regeringsjaar. Een kopie van deze tekst is te vinden op de oostelijke buitenmuur van de ‘cour de la cachette’ in de tempel van Karnak.
Net zoals zijn vader Ramses II dat deed na de slag bij Kadesj, liet Merenptah zowel op een zakelijke als op een poëtische manier de gebeurtenissen beschrijven. Het verschil tussen de teksten van vader en zoon zit in de lengte van de verschillende versies.
De poëtische versie van Ramses II over de slag bij Kadesj is langer dan het meer zakelijke bulletin over deze slag. De poëtische versie van Merenptah over de Libische campagne is echter korter dan zijn zakelijke beschrijving, de zogenaamde Karnakinscriptie. Deze inscriptie bevindt zich, net als de kopie van de Israëlstèle, op de oostelijke buitenmuur van de ‘cour de la cachette’ in de tempel van Karnak.
De stèle (wedj) behoorde eigenlijk toe aan Amenhotep III uit de 18de dynastie en stond in zijn dodentempel. De oorspronkelijke tekst die op de achterkant van de Israëlstèle bewaard is gebleven, doet verslag van de bouwactiviteiten van Amenhotep III. Tijdens de Amarnaperiode werd de decoratie op de stèle bijna geheel verwijderd. Vooral de naam en afbeeldingen van de god Amon moesten het ontgelden. Sethy I uit de 19de dynastie liet de stèle restaureren.
Merenptah liet op de achterkant van de stèle van Amenhotep III een verslag van zijn Libische campagne aanbrengen. Vervolgens werd de stèle in de eerste hof van zijn dodentempel opgesteld.
Het bovenste deel van de stèle bestaat uit een gesplitste voorstelling. Aan beide zijden is de koning voor de god Amon-Ra te zien. Hij is gekleed in een ceremonieel gewaad en draagt de blauwe chepresj-kroon. In zijn linkerhand houdt hij de heka-scepter vast, terwijl hij met zijn rechterhand een chepesj-zwaard aan Amon-Ra aanbiedt.
Aan de rechterkant wordt de koning vergezeld door de god Chonsoe, aan de linkerkant door Moet. De tekst bestaat uit 28 regels. Na vermelding van de koninklijke titulatuur wordt de overwinning van Merenptah op de Libiërs beschreven. De vijandelijke leider Merey wordt beschreven als iemand die laf is en op de vlucht slaat. Zijn vrouwen en bezittingen worden als buit weggevoerd.
Bij thuiskomst wordt hij door zijn eigen volk veracht. Merenptah wordt vervolgens uitgeroepen tot de overwinnaar die Egypte van het Libische gevaar heeft weten te bevrijden.
In de twaalf laatste regels van de stèle wordt Merenptah beschreven als overwinnaar van gebieden in Syro-Palestina. Hierin wordt voor het eerst in de geschiedenis melding gemaakt van de stam van Israël, die volledig verwoest zou zijn: ‘zijn zaad bestaat niet langer’.
In de jaren na de ontdekking van de stèle door W.M. Flinders Petrie in 1896 gold dit als een belangrijk bewijs dat Merenptah de Egyptische farao uit de Exodus zou zijn. Tegenwoordig neemt men aan dat de stichting van Israël het resultaat is geweest van nomadische Palestijnse stammen die zich geleidelijk op een vaste plaats vestigden. Dit zou al hebben plaatsgevonden vóór de regeerperiode van Merenptah.
PvG
Bekijk ook de koningskaart van Merenptah
Bronnen:
– Ancient Egyptian literature – M. Lichtheim
– The literature of Ancient Egypt – W. K. Simpson
– Kunstschatten uit Egypte – F. Tiradritti en A. De Luca
– War in ancient Egypt – A. Spalinger