De Nijlkrokodil (Crocodylus niloticus) is een reptiel en behoort tot de oudste diersoorten op aarde. Krokodillen leven altijd in de buurt van water: een moeras of een langzaam stromende rivier. Als koudbloedige dieren nemen ze de temperatuur van hun omgeving aan. Ze hebben daarbij water nodig om hun lichaam op een constante temperatuur te houden. De Nijlkrokodil wordt gemiddeld tussen de vijf en zes meter lang, kan een gewicht van 700 kilo bereiken en kan tussen de 60 en 80 jaar oud worden.
De Egyptenaren noemden de krokodil ‘meseh’. Hij werd als waterdier met de overstroming van de Nijl in verband gebracht en zo gunstig opgevat als schenker van vruchtbaarheid. De krokodil moet een gewone aanblik zijn geweest in het oude Egypte, getuige de afbeeldingen op de wanden van mastaba’s, graven en tempels. In de mastaba van Mereroeka is tijdens de nijlpaardenjacht een nijlpaard te zien die zijn jong beschermt tegen een aanvallende krokodil.
Ook in het graf van Menna (TT 69) is tijdens de rituele jacht op vogels en vissen in het water een kleine krokodil zichtbaar. Op de oostelijke buitenwand van de grote hypostylehal van de tempel van Karnak is een scène afgebeeld dat Sethy I na een militaire campagne de grensvesting Taroe bereikt waar een waterkanaal gevuld met krokodillen de grens vormt. Ook in de astronomie van het oude Egypte speelt de afbeelding van de krokodil een rol. In verschillende graven uit het Nieuwe Rijk wordt de krokodil afgebeeld in de noordelijke sterrenhemel.
Krokodillen werden reeds vanaf het begin van de Egyptische beschaving als heilige dieren vereerd. Daarop wijst het voorkomen van krokodillenmummies op tal van plaatsen, vooral in de Fajoem en in het gebied rondom Thebe. Een bijzondere groep vormen de votief mummies van jonge krokodillen die aan de god Sobek gewijd waren.
Door heel Egypte was de cultus van de krokodil verspreid. Het belangrijkste vroege cultuscentrum bevond zich in Medinet el-Fajoem. Daar lag de stad die bij de Grieken bekend was als Crocodilopolis. De god Sobek werd daar in de vorm van een krokodil vereerd. Vanaf het Middenrijk namen de activiteiten in de Fajoem toe en kwam de cultus van Sobek tot bloei. Dit is terug te vinden in de namen van diverse heersers uit die tijd zoals Neroesobek en Sobekhotep.
In het Nieuwe Rijk treedt Sobek toe tot de cultus van Amon en werd daarmee sterk in verband met de zonnegod Sobek-Ra. Tijdens de regering van Ptolemaeus XII wordt er in Kom Ombo een dubbeltempel gewijd aan zowel Sobek-Ra als Horus de oudere (Harweris). Mogelijk was er zowel in Crocodilopolis als in Kom Ombo een heilig meer met heilige krokodillen.
Toch was de krokodil ook een manifestatie van minder positieve goden. Hij werd ook beschouwd als één van de verschijningsvormen van de god Seth, de vijand van Osiris, god en koning van het Dodenrijk. Vanwege zijn woede en vernietigende kracht stond de krokodil ook symbool voor de kosmische chaos en daarmee de verstoring van de Maät.
In de piramideteksten staat Apep vooral bekend als een kwaadaardige slang die een storm kan laten ontstaan. Maar Apep kon zich ook manifesteren als een krokodil of als een plotselinge zandbank onder het schip van zijn vijand de zonnegod Ra. De krokodil was daarom een gevreesd dier waartegen men magische spreuken uitsprak. Zo werd in het Egyptische Dodenboek de ‘Spreuk om de krokodil af te weren die gekomen is om iemand zijn magische kracht te ontnemen in het Dodenrijk’ opgenomen. In deze spreuk staat het volgende geschreven:
Achteruit, krokodil van het Oosten, die leeft van degenen die hun uitwerpselen eten. Hetgeen u verafschuwt is in mijn buik. Ik ben rondgegaan, ik ben Osiris. Achteruit, krokodil die in het Oosten is! Er is een slang in mijn buik. Ik zal niet aan u worden uitgeleverd, uw vuurgloed zal mij niet overmeesteren! Achteruit, krokodil van het Zuiden, die leeft van uitwerpselen van wiens bek brandend is! Hetgeen u verafschuwt is in mijn buik.
Op magische beeldjes die bescherming moesten bieden, is het de zoon van Osiris, de god Horus die op krokodillen staat. In de Vroegdynastische Tijd en opnieuw in de Late Tijd werden krokodillen amuletten meegegeven als grafgift om de doden te beschermen tegen alle gevaren uit het water. Ook bij pasgeborenen werden amuletten van krokodillen omgehangen ter bescherming. Aan sommige van deze amuletten werden ook magische krachten van regeneratie toebedeeld.
De Egyptenaren hebben in de afgelopen eeuwen veel op krokodillen gejaagd. Dit omdat de dieren een bedreiging vormden voor het vee, uit eigen veiligheid en voor de handel in krokodillenleer. Het dier is uit heel zijn noordelijk gelegen leefgebied van Afrika verdreven. Tegenwoordig komt de Nijlkrokodil, in niet al te grote getale, alleen nog voor ten zuiden van de Assoeandam in het Nassermeer.
RR
Bronnen:
– Het oude Egypte in woord en beeld – T. Wilkinson
– Dood en begrafenisrituelen in het oude Egypte – S. Ikram
– De Nijl stroomopwaarts – M. Reynders
– An Egyptian Bestiary – P. Germond
– Reading Egyptian Art – R.H. Wilkinson
– Cursus Flora en Fauna – H. Pragt