De scheppingsmythe van Hermopolis-Magna

De geboorte van de zon en de ogdoade, dodenboekpapyrus van Chonsoemose, Louvre, Parijs.
De geboorte van de zon en de ogdoade,
dodenboekpapyrus van Chonsoemose,
Louvre, Parijs.

De scheppingsmythe van Hermopolis-Magna vertelt over de Ogdoade. Dit achttal oergoden zou al hebben bestaan voordat de werkelijke schepping plaatsvond. Zij vormden de elementen die nodig waren om de schepping te kunnen laten plaatsvinden.

Op een zeker moment veroorzaakten de acht goden samen een uitbarsting van energie waardoor de schepping kon ontstaan. Anders dan de negen goden van Heliopolis, de Enneade, heeft de Ogdoade een veel abstractere samenstelling. Het zijn feitelijk vier goden en vier godinnen, gegroepeerd tot paren. Zeldzame voorstellingen tonen de mannelijke goden met kikkerkoppen en de vrouwelijke goden met slangenkoppen.

De vroegst bekende versie van de scheppingsmythe van Hermopolis-Magna waar de Ogdoade de hoofdrol in speelt, stamt uit het Middenrijk. Het laat zien hoe plaatselijke goden, in dit specifieke geval Amon, nationale bekendheid konden krijgen als het centrum van hun cultus belangrijker werd. De eerste keer dat de acht goden echt goed werden weergegeven was pas in de Ptolemaeën Tijd.

De namen van de acht goden zijn niet in alle teksten hetzelfde. Ze tellen echter wel altijd op tot acht. Dat duidt erop dat het concept van het evenwichtige achttal goden belangrijker was dan de namen van de goden. De meest gangbare namen van de vier godenparen met hun aspecten zijn:

  1. Kekoe en Kekoet – Duisternis
  2. Heh en Hehet – Eeuwigheid
  3. Noen en Noenet – Oerwater
  4. Amon en Amonet – Het verborgene

De begrippen zijn in principe mannelijk, maar hebben altijd een vrouwelijke tegenhanger nodig. De namen van de godinnen eindigen altijd op een –t.

Reusachtig beeld van Thot in Hermopolis-Magna.
Reusachtig beeld van Thot
in Hermopolis-Magna.

Het vervolg van de scheppingsmythe van Hermopolis-Magna kent twee versies. In de eerste versie rees er een oerheuvel op uit het water die ‘het Eiland van de Vlam’ werd genoemd. In de vorm van een ibis plaatste de god Thot een ei op de oerheuvel. Uit dat kosmische ei werd de zon geboren. Deze rees naar de hemel. Elk jaar was de symbolische gebeurtenis van het oprijzen van de oerheuvel opnieuw te zien wanneer het water van de Nijl zich terugtrok na de overstroming. Daarmee stonden de acht goden garant voor de schepping die zich iedere keer weer vernieuwt.
In de tweede versie dreef er in het oerwater een blauwe waterlelie die werd belichaamd door de god Nefertem. Toen de blaadjes van de bloem opengingen, werd daaruit de zonnegod geboren. Bij deze versie werd de zon geïdentificeerd als de god Ra-Horachte.

De Ogdoade werd in de Midden-Egyptische plaats Hermopolis vereerd. Daar stond ooit de grote tempel die aan de god Thot was gewijd. Thot kan in de vorm van een heilige ibis of als een mantelbaviaan verschijnen. Hij was de god van de reken- en schrijfkunst en de boodschapper van de goden. Daarom zagen de Grieken in Thot hun eigen boodschapper van de goden: Hermes. Daar is later de plaatsnaam Hermopolis van afgeleid. 

De oud Egyptische naam voor de stad klonk echter Chemenoe, afgeleid van het woord chemen, dat ‘acht’ betekent. De Kopten hebben hier Sjmoenoe van gemaakt. In de huidige naam voor de plaats weerklinkt nog steeds deze oude Koptische naam, namelijk El-Asjmoenein. Voor de tempel van Thot stonden acht gigantische beelden van bavianen als symbool voor zowel de god Thot als de Ogdoade.

Het Hermopolitaanse concept van de Ogdoade werd in heel Egypte geaccepteerd, ook al kwam het oorspronkelijk uit Midden-Egypte. Medinet Haboe, de dodentempel van Ramses III op de westoever van Thebe, werd gezien als de plaats waar de oorspronkelijke oerheuvel oprees uit het oerwater. Dit idee zal zijn versterkt door het fenomeen dat Medinet Haboe tijdens de jaarlijkse overstroming boven het overstromingswater van de Nijl bleef uitsteken. Het lag namelijk op een natuurlijke verhoging. 

De oude Egyptenaren noemden deze heilige plaats Djeme en riepen de plek uit tot ‘de echte heuvel van het westen’. Djeme werd ook aangeduid als ‘de heuvel van de vaders en de moeders’, ofwel de woonplaats van de acht oergoden. Het was tevens hun begraafplaats. Daarom werd het gewijde grond die door de Grieks-Romeinse vorsten van Egypte iedere tien jaar werd bezocht. Op die manier wilden ze hun oorspronkelijke voorouders eer bewijzen.

MvK

Bronnen:
– The Dictionary of Ancient Egypt – I. Shaw & P. Nicholson
– The complete Gods and Goddesses of Ancient Egypt – R.H. Wilkinson
– De geheimen van het oude Egypte – L. Oakes & L. Gahlin
– Het oude Egypte – J. Fletcher
– Het oude Egypte – D.P. Silverman
– Foto beeld van Thot – Mariëlle van Kampen