De tempel van Taffeh – bouw en architectuur

Tekening van Jean-Jaqcues Rifaud uit 1815 van de noordelijke Taffeh tempel.
Tekening van Jean-Jaqcues Rifaud uit 1815
van de noordelijke Taffeh tempel.

De noordelijke tempel van Taffeh is een Nubische tempel die oorspronkelijk op de vlakte van Taffeh stond, ongeveer 50 km ten zuiden van Assoean.

De tempel werd opgericht tijdens het bewind van keizer Augustus
(27 v.Chr. – 14 n.Chr.). Egypte was in die tijd onderdeel van het Romeinse Rijk. Om inheemse onrust en opstanden te voorkomen, hielden de Romeinse keizers de Egyptische religie en het staatsbestel zoveel mogelijk in stand. Dat deden ze onder andere door traditionele tempels te blijven bouwen, zoals de tempel van Taffeh.

De tempel stond oorspronkelijk op een platform van zes lagen blokken met een totale hoogte van 2,5 meter en stak daarom hoog boven de naburige Romeinse nederzetting uit. De muren bestaan uit twaalf lagen ruwe zandsteen die afkomstig waren uit steengroeven en op de bouwplaats werden bijgewerkt. Ze werden, al dan niet met een laag dunne kleiachtige pap, op elkaar geplaatst en daarna werden de zichtbare zijden glad gemaakt. De blokken zandsteen waren oorspronkelijk beige, maar hebben in de loop der tijd een bruingrijze kleur gekregen.

Op de beide zijwanden zijn, grenzend aan de achterste hoeken van de tempel, de buitenkanten van de blokken over een breedte van 1 meter onbewerkt gelaten. Daar zullen ooit muren uit tichelsteen tegenaan zijn gebouwd die tot aan de daklijst van de tempel hebben gereikt. Ook de onderste rij blokken van de achterwand is niet afgewerkt. De tempel was daarom waarschijnlijk als zuilenhal of kapel een onderdeel van een groter complex. Aan de binnenzijde staat op de achterwand een Griekse inscriptie met de Egyptische naam chant, wat zuilenhal betekent.

Toch functioneerde de tempel als een zelfstandig gebouw. Op de dakrand staat langs alle zijden een holle kroonlijst die kenmerkend is voor Egyptische tempels.

Oorspronkelijk had de tempel een symmetrische façade. Het had geen lateien en gebeeldhouwde versieringen, het holle kroonlijstblok in het midden met de gevleugelde zonneschijf is een latere toevoeging. De doorgang van de tempel was oorspronkelijk tot aan de gladde daklijst helemaal open. Tijdens de vierde en de achtste eeuw werden er ingrijpende wijzigingen doorgevoerd, zoals een tweede ingang aan de voorkant en het aanbrengen van de rijkversierde hoge lateien. Dat geeft de façade een onsamenhangend geheel.

Detail van de zonneschijven en cobra-friezen bovenq de hoofdingang.
Detail van de zonneschijven en cobra-friezen
boven de hoofdingang.

Tegenover dit verlies aan architectuur staat echter de winst van de later aangebrachte sculpturen en andere details. Bijvoorbeeld de aangebrachte zonneschijven en cobrafriezen. De zonneschijven hebben vleugels met veren en aan weerszijden van de zonneschijf zijn twee cobraslangen te zien. Op de linker slangenkop is de dubbele koningskroon aangebracht, op de rechterkop de Atef-kroon van de god Osiris, de man van de godin Isis.

Boven de hoofdingang bevindt zich een fries met 27 cobra’s die een zonneschijf dragen. Dit motief is ook terug te vinden boven de rechteringang. De cobra is een manifestatie van de godin Isis, aan wie deze tempel was gewijd.

De tempel is niet zuiver rechthoekig. Het dak bestaat uit rechthoekige balken die rusten op architraafblokken. Ze worden ondersteund door zes zuilen die weer op twee funderingsmuren stonden die zich onder de vloer bevonden. De vloer was oorspronkelijk bedekt met platte zandsteenblokken. Die hebben de schurende werking van het Nijlwater niet overleefd en zijn daarom vervangen door flagstones van Duits zandsteen.

De binnenwanden zijn onversierd, behalve de nis en de inscriptie op de achterwand. De zes zuilkapitelen horen bij de oorspronkelijke tempel. Ze zijn elk uit één blok zandsteen gehouwen en zijn voorbeelden van de Romeins-Egyptische sculptuur.

De twee zuilkapitelen van de façade zijn later aan de zijkanten afgehakt om plaats te maken voor de lateien en muurverhogingen. De kapitelen zijn versierd met papyrusbloemen en kelkbladeren. De schacht van de zuilen eronder bestaat uit de stengels van die papyrusbloemen.

De uitgeholde inham, bedoeld voor een wijwaterkom.
De uitgeholde inham,
bedoeld voor een wijwaterkom.

De rechter zijmuur was oorspronkelijk naar het oosten gericht. Tijdens de late Romeinse periode werd het leven in de nabij gelegen Romeinse vestingstad steeds meer door de Christelijke kerk bepaald. De tempel werd uiteindelijk op 14 december 710 officieel in een kerk omgedoopt en aangepast aan de Christelijke cultuur. Omdat die voor een kerk een oostelijke ingang voorschrijft, werd deze in de zijmuur uitgehakt. Ook werden er lichtgaten opgevuld en werden de wanden bestreken met gips voor het aanbrengen van schilderingen. Restanten daarvan waren in 1910 nog te zien.

Een ander detail is links om de hoek van de rechter façade-ingang te zien. Een blok zandsteen werd uitgehold zodat het plaats kon bieden aan de wijwaterkom, zodat de gelovigen zich bij het verlaten van de kerk konden besprenkelen.

De tempel werd vanaf de Islamitische periode gebruikt als woonhuis en veestal, maar is gelukkig tegenwoordig in ere hersteld en te zien in het Rijksmuseum van Oudheden in Leiden.

Lees ook: De tempel van Taffeh – geschiedenis

RdJ

Bronnen:

– Taffeh, rondom de wederopbouw van een Nubische tempel – H.D. Schneider.