Sethy I was de tweede farao van de 19de dynastie. Het graf van Sethy I, KV 17, is het langste (120 meter) en het diepste in het Dal der Koningen. Het wordt ook wel het graf van Belzoni genoemd naar zijn ontdekker, de uit Padua afkomstige avonturier Giovanni Battista Belzoni.
Hoewel het graf reeds in de oudheid was geschonden, vond Belzoni er tal van grafvoorwerpen. Hij ontdekte het graf in 1817 en noemde het eerst het ‘Graf van de Apis’ omdat hij er een gebalsemde Apis-stier aantrof. Sinds de ontdekking heeft KV 17 echter flink te lijden gehad van beschadigingen. Dit was niet alleen het gevolg van het leegruimen van de grafkamer. Stukken reliëf zijn weggehakt om deze naar de Europese musea te verslepen. Ook werden afdrukken gemaakt van de schitterende reliëfvoorstellingen door middel van het rechtstreeks aanbrengen van vochtig vloeipapier.
Wat het graf van Sethy I zo bijzonder maakt is het feit dat het het eerste graf uit het Nieuwe Rijk is dat in zijn geheel is gedecoreerd. Bij de graven van Sethy’s voorgangers werden de schacht, het voorvertrek, de grafkamer, het trappenhuis en de gangen niet versierd. In KV 17 is elke ruimte voorzien van afbeeldingen van teksten uit het Amdoeat, het Poortenboek, de Litanie van Ra of de Mythe van de Hemelkoe.
Het graf heeft een zeer complex grondplan. Het bestaat uit zeven gangen en tien kamers. Een aantal gangen heeft steil afdalende treden en een aantal gangen heeft zijkamers.
De ingang van het graf wordt bereikt na het afdalen van vierentwintig treden. De ingang is niet gedecoreerd tijdens de regering van Sethy I, maar tijdens het bewind van zijn zoon en opvolger Ramses II. Na de ingang volgt een eerste gang die versierd is met de afbeeldingen van de Litanie van Ra, de koning zelf en Ra-Horachte.
Het plafond is versierd met vliegende gieren waarvan telkens de tweede gier een slangenkop heeft. Ze vliegen het graf in om daarmee aan te duiden dat ze de koning tijdens zijn reis naar het hiernamaals zullen beschermen. De muren zijn beschilderd met de afbeeldingen van het laatste uur van het Amdoeat en diverse goden.
Net zoals bij diverse andere koningsgraven zijn op de wanden van de tweede gang voorstellingen uit het Amdoeat opgenomen. Het derde en vierde uur van Amdoeat staan afgebeeld op de rechterwand en het vijfde uur is op de linkerwand aangebracht. Normaliter verlopen de opeenvolgende voorstellingen van het Amdoeat met de klok mee. Men zou daarom hier het derde en vierde uur op de linkerwand verwachten.
Het vijfde uur toont het mythische graf van Osiris in de heuvel van Sokar, de god van de memfitische necropool. De nachtbark van de zonnegod Ra verandert in de vorm van een slang zodat het beter door de zandwoestijn van Rosetjaoe kan voortbewegen. De tweede gang komt uit op een schachtruimte van 6,70 meter diep. Dit heeft als doel om eventueel instromend water na een hevige regenbui in op te vangen.
De doorgang aan de achterwand was oorspronkelijk versperd en bepleisterd. Nu is rechts alleen nog maar een scène van de godin van het Westen zichtbaar. Het plafond is beschilderd met een voorstelling van de nachtelijke sterrenhemel.
Achter de schachtruimte bevindt zich een rechthoekige kamer met vier zuilen. Hier zijn opnieuw voorstellingen te zien uit het Amdoeat, maar ook uit het Poortenboek. In deze ruimte bevindt zich de bijzondere uitbeelding van de vier bevolkingsgroepen zoals de oude Egyptenaren deze onderscheiden: de Libiërs, de West-Aziaten, de Nubiërs en de Egyptenaren. De buitenlanders maken hun opwachting voor de koning die op zijn beurt weer wordt omarmd of vergezeld door diverse goden.
Achterin de zuilenkamer leidt een doorgang naar een tweede kamer met twee zuilen. De tweezuilige kamer is niet voltooid voor wat de decoratie betreft. De rode en zwarte lijnen van de tekeningen zijn hier nog goed zichtbaar. Waarom deze ruimte niet is afgemaakt, is nog onduidelijk. Vermoedelijk is dit gedaan om grafrovers de indruk te geven dat dit de laatste reeds leeggeroofde grafkamer was.
In de zaal met de vier zuilen verspringt de centrale as van het graf naar links. In de linkerhoek daalt namelijk een gang af in de vorm van een gedecoreerde trap die overgaat in een derde gang en een trap met drie treden. Deze twee ruimten zijn versierd met afbeeldingen van het Mondopeningsritueel.
De gangen eindigen in het voorvertrek van de grafkamer. Het voorvertrek werd door Belzoni de ‘Zaal van Schoonheden’ genoemd. Belzoni was namelijk zeer onder de indruk van de kwaliteit van de afgebeelde goden en godinnen in deze ruimte.
De grafkamer bestaat uit twee delen en vijf zijvertrekken. Bij de ontdekking ervan door Belzoni waren deze ruimtes reeds ernstig beschadigd. Het eerste deel van de grafkamer bevat zes zuilen met teksten uit het Amdoeat en Poortenboek. In het tweede deel stond de albasten binnenkist die ooit in de sarcofaag van Sethy I heeft gestaan. Deze kist bevindt zich nu in het John Soane museum in Londen.
Aan de buitenkant staan teksten van het Poortenboek afgebeeld. Dit deel van de grafkamer had een verlaagde vloer en een gewelfd plafond met indrukwekkende astronomische voorstellingen. De zijvertrekken van de grafkamer zijn versierde ruimtes met afbeeldingen van het Poortenboek en de Mythe van de Hemelkoe.
Vanuit de plek waar de sarcofaag stond is een steile neerwaartse gang van meer dan 100 meter uitgehakt. Wat de bestemming van deze ongedecoreerde gang was, is nog onduidelijk. Mogelijk was het de bedoeling dat de gang zou uitmonden in het grondwater waarmee een relatie zou ontstaan met de Noen, het oerwater waarmee de wedergeboorte van de koning op magische wijze tot stand zou komen. Een afbeelding op de voorkant van de sarcofaag van Sethy I geeft een clou. Het vertoont de zonnebark die elke morgen door Noen uit het water wordt geheven en als zodanig wordt wedergeboren.
YB
Bronnen:
– Das Grab Sethos’ I – E. Hornung
– Dal der Koningen – A. Silotti
– De schatten van Luxor en de Vallei der Koningen – K. Weeks