Een overledene moest na de dood zijn leven op dezelfde wijze en met dezelfde status kunnen voortzetten. Hiervoor dienden de vele grafgiften. Niet alleen farao’s, maar ook burgers kregen een volledige grafinventaris mee. Afhankelijk van de sociale status van de overledene verschilde de samenstelling ervan in kwaliteit en hoeveelheid.
Farao’s waren al lang voor hun dood bezig met de voorbereidingen van hun graf en de grafinventaris. Dankzij een aantal graven in het Dal der Koningen is meer bekend geworden over de grafgiften aan farao’s en hoogwaardigheidsbekleders uit het Nieuwe Rijk. Met name het graf van Toetanchamon en het graf van Joeya en Toeya geven een goed beeld van een complete grafinventaris.
Behalve uit potten en schalen met voedsel en drank maakten gebruiksvoorwerpen uit het dagelijks leven onderdeel uit van de goederen. Maar er was meer. Wierookbranders bijvoorbeeld hadden een magische betekenis. Het goddelijke werd geassocieerd met heerlijke geuren. Het branden en offeren van wierook was dan ook een onderdeel van het begrafenisritueel. Voorwerpen zoals mummiekisten, mummiemaskers en sjabti’s werden zelfs speciaal voor deze gelegenheid gemaakt. Mummiekisten en mummiemaskers waren bedoeld om het lichaam van de overledene te beschermen. Daarnaast zorgde het masker ervoor dat de goden de overledene konden herkennen.
Vanaf de prehistorische Naqadacultuur komen zogenaamde dodenbruiden voor als grafgift. Waarschijnlijk werden deze beeldjes meegegeven als magische verzekering van vruchtbaarheid in het leven na de dood. Zogenaamde Osirisbedden en graanmummies stonden symbool voor het leven na de dood in het algemeen. Deze houten Osirisvormen werden gevuld met vruchtbare aarde en zaden van graan. Na het sluiten van het graf ontkiemden de zaden en kwam Osiris symbolisch weer tot leven.
Het fenomeen om een dode iets mee te geven, dateert al uit de prehistorie. De graven van de oudste bewoners van het Nijldal bestonden uit een simpele kuil. Rondom het lichaam waren potten en schalen met voedsel en drank opgesteld. Ook lagen er in het graf wapens, sieraden, toiletgerei en leistenen paletten voor het fijnwrijven van cosmetica. Tijdens deze periode zijn in de graven nog geen verschillen in sociale status af te lezen, iedere dode werd gelijk behandeld. Zoals overal ter wereld kwam dat pas later, tijdens de groei en ontwikkeling van het land. Dit verschijnsel heet sociale stratificatie, en is in eerste instantie te herkennen aan een verschil in formaat van de graven en in de hoeveelheid en kwaliteit van de grafgiften.
In het Oude Rijk waren de graven nog sober ingericht. De balsemers ontwikkelden in deze periode het mummificatieproces om de lichamen beter bovengronds te kunnen bewaren. Tijdens dit proces werden de ingewanden van de overledene verwijderd en gebalsemd en in kanopen bijgezet in het graf. Ter bescherming van het lichaam en om een goede doortocht naar het leven na de dood te bewerkstelligen, werden tussen de windsels van de mummie diverse amuletten gelegd.
Vanaf de Eerste Tussenperiode en in het Middenrijk werden de grafgiften talrijker. Zo werden ook diverse modellen in het graf geplaatst. Deze houten modellen zijn verkleinde weergaven van dagelijkse bezigheden die belangrijk en nodig waren om het leven na de dood zo comfortabel mogelijk te voort te zetten. Er zijn complete modellen van bakkerijen, bierbrouwerijen, weverijen, slachthuizen en schepen bekend. Tijdens het Middenrijk komen de eerste sjabti’s voor: beeldjes die de plaats van de overledene kunnen innemen en hem vertegenwoordigen tijdens dagelijkse werkzaamheden. Een andere belangrijke toevoeging in deze periode is de hartscarabee. Deze amulet werd tussen de windsels ter hoogte van het hart van de overledene gelegd om te voorkomen dat het hart zich tegen de overledene zou uitspreken tijdens het ritueel van het wegen van het hart.
In het Nieuwe Rijk waren naast de al opgenoemde grafgiften tevens dodenboeken op papyrus onderdeel van de grafinventaris. Dodenboeken zijn ‘gidsen’ met spreuken om de reis door het Dodenrijk veilig te kunnen volbrengen. Uit deze periode stammen ook vele grafkegels. Deze kegels van gebakken klei bevatten de naam en titels van de overledenen. Daarnaast waren ze aan de onderkant vaak voorzien van een korte offerformule. Waarschijnlijk dienden zij ter decoratie. Al met al bevatten de rijkere graven in deze tijd veel meer objecten dan in voorgaande periodes. Het gaat dan om alledaagse gebruiksvoorwerpen zoals: kleding, parfum, spellen, muziekinstrumenten en meubels.
LdJ
Bronnen:
– Dood en begrafenisrituelen in het oude Egypte – S. Ikram
– De dodencultus van het oude Egypte – Dr. M.J. Raven
– www.dayralbarsha.com
– Foto graf van Henoe – Marleen de Meyer ©Dayr al-Barsha Project