Het Dal der Koninginnen werd tijdens het Nieuwe Rijk gebruikt als begraafplaats voor koninklijke echtgenotes, prinsessen en prinsen. De Oudegyptische benaming voor het dal is ‘Ta-set-neferoe’, de ‘plaats van schoonheid’.
Aan de voet van een van de heuvels in het dal ligt een grot. Wanneer het regende, liep het water via deze grot het dal in. Dit was voor priesters waarschijnlijk een symbool voor de baarmoeder van Hathor, de hemelkoe. Daarnaast stond water voor vruchtbaarheid. Een graf in dit gebied zou een sterk symbool zijn voor wedergeboorte in het hiernamaals.
In het dal zijn tot op heden 95 graven gevonden. Al deze graven worden aangeduid met de letters QV (Queens Valley). De graven zijn tussen de 18de en 20ste dynastie gebouwd. De tombes verschillen nogal van elkaar. Sommige zijn simpele, kleine ruimtes; andere graven zijn opgebouwd uit een gang met verschillende zijvertrekken.
Een aantal graven, uit de tijd van Ramses II, zijn opgebouwd uit een hal met pilaren, trappen, gangen en een grote grafkamer. De tombes uit de 20ste dynastie hebben veel overeenkomsten met de koningsgraven uit dezelfde periode. Zij zijn opgebouwd uit een bijna gelijkvloerse gang, met een aantal kleine zijvertrekken, die uitkomt in een rechthoekige grafkamer.
De graven die dateren uit de 19de en 20ste dynastie zijn ontworpen als echte dodenverblijven. Op de muren zijn verschillende teksten uit het Dodenboek afgebeeld. In tegenstelling tot de graven van de edelen ontbreekt een cultusruimte waar offerandes aan de overledene konden worden gebracht. Mogelijk waren deze koninklijke graven verbonden met de cultus voor de farao die in de dodentempels plaatsvond.
Een groot aantal van de graven in het Dal der Koninginnen is anoniem. Een tiental graven is nooit voltooid omdat ze waarschijnlijk al tijdens de bouw zijn ingestort. Een papyrus uit Turijn maakt melding van de bouw van zes graven tijdens de regering van Ramses VI. Tot op heden is geen van deze graven gevonden.
Het Dal der Koninginnen wist niet te ontkomen aan de plunderingen die plaatsvonden aan het einde van het Nieuwe Rijk. Het is aannemelijk dat de begraven personen, net zoals de koningen, zijn verplaatst en elders zijn herbegraven. Er zijn echter geen aanwijzingen voor een mogelijke locatie.
Tijdens de Derde Tussenperiode werden veel van de geplunderde graven hergebruikt. De personen die toen in de graven werden begraven, waren lagere ambtenaren en priesters. Tijdens de Romeinse Periode tot de 4de eeuw na Chr. werd het een meer algemene begraafplaats.
In sommige graven uit het Nieuwe Rijk werden tientallen tot zelfs honderden mensen begraven. Vanaf de tweede helft van de 4de eeuw na Chr. werd het Dal der Koninginnen een kluizenaarsoord. Sommige kluizenaars verbleven in de oude graven. Later werd in het dal een groot aantal kloosters gesticht.
PvG
Bronnen:
– Het Dal der Koningen, de graven en graftempels van West-Thebe – K. Weeks