Jan Insinger en de Leidse collectie

Jan Herman Insinger was een reiziger, fotograaf en kunstverzamelaar die bijna 40 jaar in Egypte heeft gewoond. Lees meer over zijn leven in het artikel ‘Het leven van Jan Insinger’. Vanaf 1882 heeft hij vele artefacten uit het oude Egypte verzameld en geschonken aan het Rijksmuseum van Oudheden (RMO) in Leiden. Dat hij die oudheden als amateur-egyptoloog kon verzamelen en deze Egyptische voorwerpen naar Nederland kon laten exporteren was te danken aan zijn connecties in de hogere kringen van Caïro.

In 1882 onderneemt Insinger een reis naar Nubië met Antonie Schelling, een Nederlandse ingenieur die een mandaat heeft om artefacten aan te kopen namens het Rijks Etnografisch Museum in Leiden dat tegenwoordig bekend staat als het Wereldmuseum.

Serpentijnen kom. Vroeg-dynastieke Periode. Inventarisnummer AES 9. RMO, Leiden.
Serpentijnen kom. Vroeg-dynastieke Periode.
Inventarisnummer AES 9. RMO, Leiden.

Een aantal vondsten wordt echter ook door Schelling gedoneerd aan het Archeologisch Kabinet in Leiden, tegenwoordig het Rijksmuseum van Oudheden (RMO). Het betreft een aantal vazen en 54 bewerkte donkerbruine vuurstenen uit de Koptische periode. Ze worden in het RMO bewaard onder inventarisnummers AES 1 t/m 6. AES staat dan voor AEgyptish, Schelling.

Datzelfde jaar volgt een tweede zending van bodemvondsten, waaronder twee stèles uit het Nieuwe Rijk uit el-Kab en Abydos en een serpentijnen kom uit de Vroeg-dynastieke Periode, afkomstig uit Girga. Ze worden in het RMO bewaard onder inventarisnummers AES 7 t/m 9.

In 1884 ontmoet Insinger de Amerikaanse egyptoloog Charles Edwin Wilbour. Ook raakt hij bevriend met Gaston Maspero, die in 1881 Auguste Mariette opvolgt als directeur van de Egyptische Oudheidkundige Dienst. Dat blijkt voor Insinger, na het plotseling overlijden van Schelling in 1883, een waardevolle connectie te zijn om zijn verzameling aan oudheden aan het RMO te kunnen blijven aanbieden.

Pot met schildering. Naqada II-periode. Inventarisnummer F 1901/1.26. RMO, Leiden.
Pot met schildering. Naqada II-periode.
Inventarisnummer F 1901/1.26. RMO, Leiden.

Tussen 1886 en 1901 volgen nog vele donaties aan het RMO, waaronder meer dan 1700 ostraka, 2 mummies en 2 mummiekisten, vele vazen, linnengoed en 92 koptische manuscripten. En natuurlijk de bekende Papyrus Insinger uit 1895 die in het RMO wordt bewaard
onder inventarisnummer F 95/5.1

Vaak verkoopt Insinger de voorwerpen aan het museum in Leiden tegen de prijs die hij er zelf voor heeft betaald. Dat kan worden opgemaakt uit de brieven van Insinger aan Conrad Leemans, de directeur van het RMO en zijn opvolger Willem Pleyte.

Met die laatste ontwikkelt Insinger een goede verstandhouding als Pleyte nog conservator is onder Leemans, hoewel ze elkaar pas in 1896 voor het eerst ontmoeten. Regelmatig schrijft Insinger dat hij de mogelijkheid heeft om objecten aan te schaffen en Pleyte zorgt dan voor de benodigde financiële middelen, al dan niet begeleid met specifieke verzoeken tot aankoop van bijvoorbeeld papyri of ostraka.

In januari 1895 schrijft Insinger aan Pleyte dat hij een papyrus op het oog heeft en dat hij onderhandelingen over de aankoop is gestart. De verkoper is de Franse consul M. Frénay die vanzelfsprekend ook met de Fransen onderhandelt. De papyrus wordt naar het Louvre gestuurd ter inspectie voorafgaand aan de eventuele aanschaf. De conservator, Eugène Revillout, rolt de papyrus kennelijk wat onvoorzichtig uit en beschadigt daarmee de eerste acht tekstkolommen. Hij stuurt daarop de papyrus terug naar Egypte met de mededeling dat hij de prijs van 4000 Franse francs te hoog vindt.

De maanden erop handelen Insinger en Pleyte snel en efficiënt. Pleyte vraagt op 21 februari 1895 toestemming voor het vrijmaken van 2000 gulden voor de papyrus, het equivalent van 4000 franc. Op 14 maart komt er toestemming en een dag later stuurt Pleyte een telegram naar Insinger om de papyrus in Loeksor aan te schaffen.

Vel 8 van de papyrus Insinger. Inventarisnummer F95/5.1 RMO, Leiden.
Vel 8 van de papyrus Insinger.
Inventarisnummer F 95/5.1. RMO, Leiden.

Op 9 april stuurt Insinger een telegram naar Leiden met de woorden: “expédiez argent ou papyrus perdu. Insinger.” Het geld wordt meteen overgemaakt en in mei 1895 arriveert de papyrus via het ministerie van binnenlandse zaken in Leiden.

De papyrus Insinger is de meest bekende aanschaf uit de collectie van Insinger. Het is één van de laatste en meest volledige beschrijvingen van de zogenaamde ‘wijsheidsleren’ van het oude Egypte. De papyrus met een lengte van 6,13 m is incompleet, maar missende fragmenten bevinden zich in musea in Caïro, Heidelberg, Parijs en Philadelphia. Ook de nazaten van Insinger schenken tussen 1929 en 1957 nog diverse objecten aan het RMO.

Achteraf gezien kunnen we concluderen dat Insinger niet of nauwelijks verdiend heeft aan zijn zakelijke contacten met het RMO. Hij wordt daarom niet zozeer als kunsthandelaar maar als donateur en weldoener van het museum gezien.

Lees ook: Het leven van Jan Insinger

RdJ

Bronnen:

  • The most prominent Dutchman in Egypt – M.J. Raven
  • Website RMO