In het artikel Wilde katten in het oude Egypte staat beschreven welke acht wilde kattensoorten voorkwamen in het oude Egypte. Van deze katachtigen waren de Afrikaanse wilde kat en de leeuw de enige katachtigen die geassocieerd werd met goden.
Van de zonnegod Ra is bekend dat hij de gedaante van een Afrikaanse wilde kat kon aannemen wanneer hij zijn vijand Apep bestreed. De oude Egyptenaren kenden maar liefst zestien goden die in de vorm van een leeuw voorkwamen.
Leeuwingodinnen waren: Bastet, Mechit, Menhyt, Mestjet, Moet, Pachet, Sachmet, Seret, Sjesmetet en Tefnoet. Leeuwgoden waren: Aker, Apedamak, Bes, Mahes, Roety en Toetoe.
De katachtige godin Bastet was van oorsprong een leeuwingodin, maar is later bekend geworden als de katgodin. In een mythe wordt verteld hoe ze als de leeuwingodin Sachmet angst kon inboezemen. Wanneer ze werd gepacificeerd nam ze haar lieve gedaante van Bastet aan. Desondanks konden beide kanten van haar persoonlijkheid naast elkaar bestaan. Een oud-Egyptisch gezegde luidt: ‘Gisteren Sachmet … vandaag Bastet’.
Mechit, Menhyt en Mestjet zijn lokale leeuwingodinnen en daarom minder bekend. Mechit was één van de katachtige godinnen die gezien werd als het Oog van de Zon. Ze was de metgezel van Anhoer, ook wel bekend als Onoeris, en werd samen met hem aanbeden in This, bij Abydos. Menhyt werd in Edfoe aanbeden. In Saïs in de Delta werd ze zowel geassocieerd met Neith als met de cobraslang Wadjet. In deze laatste hoedanigheid werd Menhyt als de uraeusslang gezien. De leeuwin Mestjet is bekend van slechts één inscriptie op een stèle uit de 21ste dynastie, gevonden in Abydos. Daarop wordt duidelijk dat zij een bepaalde vorm van het Oog van de Zon is die in die specifieke regio werd aanbeden.
Moet, Pachet, Sachmet en Tefnoet zijn de bekendste leeuwingodinnen die elk dezelfde functies konden uitoefenen en elkaar daarbij ook kunnen vervangen. Ook de godin Hathor kon met hen worden geassocieerd.
De leeuwingodin Seret wordt genoemd in een inscriptie uit de 5de dynastie. Daaruit blijkt dat ze in de 3de neder-Egyptische gouw in de Delta werd aanbeden. In die periode woonden daar vooral Libiërs, waardoor ze van Libische afkomst zou kunnen zijn. De katachtige Sjesmetet heeft als titel ‘Vrouwe van Poent’ waarmee mogelijk wordt verwezen naar een oorsprong in dit gebied. Ze wordt in de Piramideteksten genoemd als godin die de koning baart. Ook in latere teksten is ze de moeder van de overledene. Ze wordt meestal gezien als een verschijningsvorm van Bastet of Sachmet, maar wel met een zelfstandige origine.
Bijzonder is de godin Mafdet die meestal als een wezel wordt uitgebeeld. Soms krijgt ze ook het uiterlijk van een katachtige. Het is ook mogelijk dat de naam Mafdet een aanduiding is voor de caracal, die vervolgens als heilig dier werd beschouwd. Soms lijkt Mafdet een katachtig roofdier te zijn, maar vaker is ze een kleiner dier zoals een ocelot, een civetkat of een ichneumon. De laatste twee behoren tot de familie van de wezels.
Aker is een aardgod die vaak met twee mensenhoofden wordt weergegeven en wordt daarom gezien als een dubbelgod. Hij wordt dan ook wel Akeroe genoemd. De twee ruggelings aan elkaar geplaatste liggende figuren zijn vaak vervangen door twee sfinxen met mensenhoofden of twee leeuwen. De complete voorstelling is de weergave van twee horizongebieden tegelijk. In het westgebergte verdwijnt de zonnegod in de avond. In de ochtend wordt hij opnieuw geboren door uit de horizon van het oostgebergte te voorschijn te komen.
Roety is ook een dubbelgod die wordt uitgebeeld wordt als een leeuwentweeling. Al sinds de Piramideteksten wordt hij in verband gebracht met de tweeling Sjoe en Tefnoet. Maar omdat leeuwen vaak op de randen van de woestijn leven, kreeg hij ook een sterke associatie met de oostelijke en westelijke horizon. Aker en Roety staan daardoor in nauwe relatie tot elkaar.
Apedamak is een van oorsprong Meroïtische godheid, die uiteindelijk ook in Egyptische tempels in Nubië werd aanbeden. Hij is een oorlogsgod en vormt daarmee de tegenhanger van de Egyptische oorlogsgodin Tefnoet. Ook de volksgod Bes is mogelijk van oorsprong een leeuwgod. Zijn vroegste weergave toont waarschijnlijk een leeuw die op zijn achterpoten staat. Hij krijgt vaak de manen en staart van een leeuw mee in afbeeldingen. Het is ook mogelijk dat de gedrongen figuur van Bes een dwerg voorstelt met een leeuwenhuid als mantel. Na het Nieuwe Rijk wordt hij ook uitgebeeld met een luipaardhuid als kleding.
De katachtige Mahes werd gezien als de zoon van de godin Bastet. Hij wordt weergegeven als een man met de kop van een leeuw, of als een volledige leeuw. Hij kan verschillende hoofdtooien dragen: de zonneschijf met de uraeusslang, de atef-kroon, of de bloemkroon van Nefertem, met wie hij wordt geassocieerd. In zijn leeuwenvorm krijgt hij regelmatig een groot mes in zijn handen. Achter hem staan vaak waterlelies weergegeven om daarmee de relatie met Nefertem te benadrukken. Nefertem was de zoon van de leeuwingodin Sachmet, die de woeste kant van Bastet vertegenwoordigde.
Mahes werd vooral in het oude Taremoe aanbeden, het huidige Tell el-Moeqdam, door de Grieken Leontopolis genoemd. Deze stad lag in het oosten van de Delta. Er is nu weinig meer van over, de tempel is tot een grote ruïne vervallen. Vanaf de 18de dynastie was er al een tempel voor Mahes aanwezig, maar het hoogtepunt lag in de Late Tijd. In de 23ste dynastie bouwde koning Osorkon III een tempel voor Mahes vlakbij die van zijn moeder Bastet in Tell Basta.
Toetoe is een god die voornamelijk in de Grieks-Romeinse tijd werd aanbeden als de zoon van Neith. Hij wordt voorgesteld als een lopende leeuw, of als een leeuw met een mensenhoofd, vleugels van een vogel en een staart in de vorm van een slang. Hij wordt gezien als een god die kwaadaardige goden en demonen kon bezweren.
MvK
Bronnen:
– The Complete Gods and Goddesses of Ancient Egypt – R.H. Wilkinson
– An Egyptian bestiary – P. Germond
– Foto van de godin Mesjtjet – Mariëlle van Kampen