De Egyptenaren staan niet bekend om hun intensieve sportbeoefening zoals de sporters uit de Griekse oudheid. Toch zijn er wel voorbeelden te geven van lichamelijke inspanning. Een belangrijk onderscheid dient hierbij te worden gemaakt tussen sportbeoefening als militaire ’training’ en fysieke inspanningen uit religieuze of rituele overwegingen. Hardlopen was al in de Vroeg-dynastieke Periode voornamelijk een rituele activiteit in het oude Egypte. De farao werd gezien als de levende god Horus die iedere dag opnieuw in zijn eigen lichaam incarneerde. Om aan de Egyptische samenleving duidelijk te maken dat zijn lichaam nog steeds in staat was om de god te herbergen, moest de farao zijn fysieke kracht aantonen tijdens het Sed-festival. Dit nationale feest werd idealiter in het dertigste regeringsjaar gevierd. Het Sed-ritueel is waarschijnlijk ontstaan vanuit de wens van de Egyptische farao’s om aan het prehistorische gebruik van het ‘doden van de koning’ te ontkomen. Een van de oudste voorstellingen van het Sed-festival is te zien op een ebbenhouten label dat in Abydos is aangetroffen in het graf van Koning Den uit de 1ste dynastie. Het toont de koning zittend op een troon in een schrijn die op een verhoging is geplaatst. Rechts hiervan ziet men koning Den opnieuw, nu rennend. Hij loopt rondom twee keerpunten in de vorm van drie halve manen die links en rechts in bovenaanzicht zijn uitgebeeld. Deze elementen zijn ooit geïnterpreteerd als de symbolische weergave van de grenslijnen van de stad Memfis.
De farao diende dus zijn vitaliteit aan te tonen door een aantal lichamelijke prestaties te verrichten. Zo moest hij in de eerste plaats in volle ornaat hardlopen met de koninklijke regalia in zijn handen. Hij werd daarbij vergezeld door de Apis, de heilige stier van Memfis. Uit voorstellingen kan worden opgemaakt dat de farao steeds van kleding en regalia wisselde bij iedere ronde die hij moest afleggen. In zijn ene hand houdt hij meestal het flagellum (nechacha-vlegel) en in de andere een langwerpig scepter die ‘mekes’ wordt genoemd. Verondersteld wordt dat de farao vier keer een ronde over het festivalterrein liep. Dit blijkt uit de archeologische restanten van het Heb Sed terrein binnen het dodentempelcomplex van farao Djoser uit de 3de dynastie in Sakkara. Direct ten zuiden van de trappenpiramide zijn in het midden van het vlakke terrein vier keerpunten te zien, opnieuw in de vorm van een halve maan. Ook diende hij pijlen te schieten in tegenwoordigheid van zijn hofhouding en de cultusbeelden van de goden van Opper- en Neder-Egypte. Daarna besteeg hij de tronen van het zuiden en het noorden. Hiermee nam hij het land opnieuw in bezit.
Er zijn ook voorstellingen bekend van hardlopende burgers of soldaten. In het graf van Ahmose in Tell el-Amarna is bijvoorbeeld te zien dat zwaarbewapende soldaten met grote passen het rijtuig van farao Achnaton begeleiden. In de meeste voorstellingen is echter slechts zelden sprake van competitie. De tekst op de sfinxstèle van Amenhotep II (18de dynastie) is een van de weinige bronnen waaruit blijkt dat rennen in competitieverband niet geheel onbekend was. Op deze stèle wordt vermeld dat niemand de farao in het hardlopen kon evenaren. Een van de andere bronnen is de zogenaamde ‘hardloopstèle’ van farao Taharka uit de 25ste dynastie. Deze werd in 1977 ontdekt langs de Oudegyptische weg naar Dasjoer. Hierop wordt melding gemaakt van een echte hardloopwedstrijd en de tekst geeft wat meer inzicht in sporten en hardlopen in het oude Egypte. De hardloopwedstrijd werd gehouden onder de soldaten uit Taharka’s legermacht. Het betrof een afstand van ongeveer 100 kilometer. Het parcours liep van Memfis door de woestijn tot de Fajoem en weer terug. Bij het keerpunt mochten de deelnemers twee uur rusten. Vanwege de hitte werd de eerste helft van de race ’s nachts afgelegd. De snelste soldaat zou de eerste 50 kilometer in ongeveer vier uur afgelegd hebben. Over de tijd van de laatste 50 kilometer terug wordt geen melding gedaan. In ogenschouw nemend dat het parcours over onverharde en woestijnwegen liep, moeten de soldaten fit geweest zijn en moet hardlopen een onderdeel zijn geweest van hun militaire training. Na afloop huldigde farao Taharka de atleten met een feestbanket.
Ook de Griekse historicus Diodorus Siculus (90 v.Chr. – 30 v.Chr.) maakt melding van een niet bij naam genoemde farao die zijn zonen kennelijk opdroeg om elke dag 180 stadia te lopen voor het ontbijt. Een stadium is een Oudgriekse lengtemaat, omgerekend iets meer dan 190 meter. In totaal zou er dus iedere dag zo’n 34,2 kilometer moeten worden hardgelopen.
JR & HJP
Bronnen:
– Bildatlas zum Sport im Alten Ägypten – W. Decker en M. Herb
– Der Sport im alten Ägypten – A.D. Touny en S. Wenig
– Cursus Sport en spel – H. Pragt
– Running through the ages – E.S. Sears