Sport in het oude Egypte: stokgevechten

Stotende vissers in de mastaba van Chnoemhotep en Nyanchchnoem te Sakkara.
Stotende vissers in de mastaba
van Chnoemhotep en Nyanchchnoem
te Sakkara.

Het meest populaire spel onder schippers van het Oude Rijk was het stokgevecht, het zogenaamde ‘stotende vissers’. Dit schaduwgevecht was een populaire, maar ook ruwe sport in het oude Egypte. Het staat veelvuldig afgebeeld in mastaba’s en werd gespeeld op smalle kanalen en de vertakkingen van de Nijl. De lichte papyrusboten zijn vaak zwaar beladen met pluimvee en diverse landbouwproducten. In elke boot zijn twee, of nog vaker drie mannen te zien. Ze zijn in een hevige strijd verwikkeld met hun tegenstanders. De meeste van hen hanteren lange stokken met een gespleten uiteinde en punteren ermee door het ondiepe water. Ze wachten het juiste moment af om hun tegenstanders in het water te kunnen stoten. Ze proberen de bootjes van hun tegenstander te enteren of te doen kapseizen. De strijd ging er soms erg heftig aan toe, ondanks dat het een niet serieus bedoelde strijd betrof. Zo staan scheldpartijen weergegeven en wordt fiks uitgehaald met de punterstokken of roeiriemen. Uit de afbeeldingen kan worden opgemaakt dat alle boten zich in dezelfde richting bewegen. Dit is het gevolg van het feit dat één man uit een team met zijn boot vooruit is gepunterd. Het lijkt er daarom op dat het een race betreft waarbij men elkaar op alle mogelijke manieren mag dwars zitten. Dit botenspel is de tot dusver de enige vorm van ’teamsport’ die bekend is uit het oude Egypte.

Stokvechters in de tempel van Medinet Haboe.
Stokvechters in de tempel van Medinet Haboe.

Het motief van een tweestrijd is van oudsher erg populair in het oude Egypte. Worstelen en boksen zijn vormen van tweestrijd, net als stokgevechten. Voorstellingen van het traditionele stokgevecht zijn alleen bekend uit het Nieuwe Rijk. Het is niet ondenkbaar dat deze populaire sport een buitenlandse oorsprong heeft. De oudste voorstellingen van een stokgevecht zijn te zien in het graf van Meryra II te Tell el-Amarna uit de 18de dynastie. De weergave in graf TT 19 van Amenmose dateert uit het begin van de 19de dynastie. Stokvechters worden ook getoond in de dodentempel van Ramses III te Medinet Haboe. Op een satirisch papyrus uit het begin van de 20ste dynastie staan een kat en muis afgebeeld die een stokgevecht houden. Dit papyrus wordt in het Museo Egizio te Turijn bewaard.

Stokvechters zijn doorgaans gewapend met een lange stok die eindigt in een kleine verdikking. De onderkant van de stok is vaak verstevigd met leren riemen om stevig grip te kunnen houden. Dergelijke stokken zijn bekend uit het graf van Toetanchamon. Soms worden ook smalle houten schilden getoond. Die zijn dan met een leren riem aan de onderzijde van de linker onderarm bevestigd. Dit was vooral bedoeld om het gezicht tegen klappen te beschermen. In de Medinet Haboe tempel is te zien hoe het gezicht nog meer bescherming kon krijgen door het dragen van bandages over de kin en oren. Verder zijn er twee ostraka bekend die dateren uit de 19de of uit het begin van 20ste dynastie. In een exemplaar is te zien hoe de stokvechters ieder twee stokken hanteren. De ene stok is voor de aanval en de ander voor de verdediging.

Stokgevecht met papyrusstengels TT 192 van Cheroeëf.
Stokgevecht met papyrusstengels,
TT 192 van Cheroeëf.

De precieze regels bij het Egyptische stokvechten zijn onbekend. Wel valt uit de verschillende voorstellingen op te maken dat de stokvechters voor aanvang van het gevecht een buiging maken voor het publiek. Ook is te zien dat de strijd begint met het kruizen van de stokken. Dit heeft veel weg van het kruisen van de degens bij schermen. De scène uit het graf van Meryra II toont de winnaar met opgeheven armen. De verliezer daarentegen staat diep voorover gebogen en houdt zijn rechterhand voor zijn gezicht. Dit is een houding die rouwende personen ook kunnen aannemen. In het graf van Cheroeëf (TT 192) uit de 18de dynastie is goed te zien hoe twee flexibele papyrusstengels een stok kunnen vervangen. Omdat het stokgevecht met de papyrusstengels hier onderdeel uitmaakt van een heilige ceremonie, is het mogelijk dat er een religieuze achtergrond aan ten grondslag ligt.

De kleding die stokvechters dragen, maakt duidelijk dat het soldaten uit het Egyptische leger zijn die zich tijdens het Nieuwe Rijk met deze populaire sport bezighielden. Het duel tussen twee stokvechters werd meestal door veel publiek gadegeslagen. Vanwege de hoge kans op ernstige verwondingen, is het niet waarschijnlijk dat het stokgevecht tot het moment van overgave van de tegenstander duurde. De tegenstanders zullen eerder in een schijngevecht zijn beoordeeld op behendigheid en reactiesnelheid. Toch schetst de Griekse geschiedschrijver Herodotus (485 v.Chr. – 425/420 v.Chr.) ook een gruwelijk beeld van een stokgevecht. Tijdens de Eerste Perzische overheersing rond 450 v.Chr. is Herodotus in Papremis, een stad in de Delta, ooggetuige van een processie waarbij een godenbeeld de tempel wordt uitgedragen. Wanneer het godenbeeld weer terug naar de tempel wordt gebracht, staan de gelovigen het beeld op te wachten voor de pyloon van de tempel. Herodotus beschrijft hoe priesters met lange stokken rake klappen uitdeelden op de hoofden van de omstanders. Hij meende dat de hoofden zeker gebroken waren en dat sommige mensen zelfs gestorven waren. Maar volgens hem zouden de priesters dit niet hebben willen toegeven. Het is zeer de vraag of deze beschrijving daadwerkelijk betrekking heeft op het stokgevecht. Voorstellingen tonen namelijk altijd een tweestrijd.

Nog steeds vinden traditionele stokgevechten plaats in Egypte. Maar de stokken zijn tegenwoordig langer en er wordt geen armbescherming gedragen. Deze stokgevechten worden in een ritmisch danspatroon uitgevoerd. Het wordt el-tahteeb of el-naboet genoemd.

HJP

Bronnen:
– Sport am Nil, Texte aus drei Jahrtausenden ägyptischer Geschichte – W. Decker
– Sport und Spiel im Alten Ägypten – W. Decker
– Der Sport im alten Ägypten – A.D Touny  en S. Wenig
– Egyptian Games and Sports – J.A. Tyldesley
– Cursus Sport en Spel – H. Pragt